Beboomd herenboerenparkje en kleine voortuin met hekken uit de 19de en 20ste eeuw, bij een 19de-eeuws herenhuis in classicistische stijl, met latere aanbouw, hoger gelegen dan de straat.
Aan de straat zijn park en voortuin begrensd door een omheining uit de 20ste eeuw, gevormd door witgeschilderde gecementeerde muurtjes en vierkante pijlers met deksteen, onderling verbonden door stevige horizontale metalen buizen. Een zwart geschilderd 19de-eeuws ingangshek leidt naar de huisdeur, heeft spijlen en spijltjes met speerpunten tussen regels en stijlen van smeedijzer. De trapleuning naar de voordeur, in wit geschilderd smeedijzer, is uitgewerkte met voluten en ringen tussen de spijlen, de regels en de handgreep en heeft een trappaal, bekroond met een armillaarsfeer. Een poorthek geeft rechtstreeks toegang tot het parkje: een wit geschilderd hek tussen bepleisterde pijlers met deksteen en vierkante stijlen, onder-, tussenen bovenregels met klimmende ronde spijlen, geaccentueerd door een liggende krul en eenvoudige onderspijltjes. Twee gesnoeide oude gewone taxussen flankeren de inrit. Het parkje ligt naast en achter het huis, heeft brede paden, een grasveld en bomengroepjes, ondermeer gewone beuk (Fagus sylvatica) in groep, gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), fijnspar (Picea abies), gewone hazelaar (Corylus avellana), gewone taxus (Taxus baccata), oosterse levensboom (Thuja orientalis), treurbeuk (Fagus sylvatica 'Pendula'), een getopte witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum) en zomereik (Quercus robur).