is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Fabriek Scheppers
Deze vaststelling is geldig sinds
De gebouwen van de textielfabriek Scheppers domineerden het dorpsleven van Lot vanaf het midden van de 19de eeuw tot het derde kwart van de 20ste eeuw. Nu nog getuigen ze een op een beeldbepalende en overtuigende manier van de industriële geschiedenis van het dorp.
De fabriek werd vernoemd naar zijn grondlegger François Jules Scheppers (1808-1861). Hij was de zoon van een Mechelse handelaar en woonde met zijn gezin te Brussel. In 1845 besliste hij om te investeren in de bouw van een wolspinnerij in Lot. Hij kocht in dat jaar vier en een halve hectare grond, gelegen tussen de Zenne, de Waterstraat en de Zennebrug. Drie hectaren daarvan waren afkomstig uit de openbare verkoop van de erven van graaf Van der Dilft de Borghvliet. De ligging van Lot was ideaal voor aan- en afvoer van grondstoffen, kolen en afgewerkte producten. Op 13 november 1845 diende François Scheppers een aanvraag in voor het oprichten van een wolspinnerij. De bouw werd afgerond in 1846 en de stoommachine trad nog hetzelfde jaar in werking. Later werd de fabriek uitgebreid met een weverij van lichte en gemengde stoffen. Albert Scheppers woonde in een kasteeltje op grondgebied van Sint-Pieters-Leeuw. Vanaf 1853 betrok hij een huis in de Brusselse Leopoldwijk en liet hij het dagelijkse bestuur over aan plaatselijk gevestigde directeurs. Het kasteeltje werd ondertussen afgebroken.
In 1845 bestond de fabriek uit een ingangspoort met ten noorden ervan het conciërgehuis, het laboratorium, de machinekamer en de stoomketels en ten zuiden ervan het bureau, de magazijnen, de spinnerij en weverij. De ververij lag in de noordoostelijke vleugel. De fabriek gaf in de begindagen werk aan zo’n 330 arbeiders. Na 1865 werd voorzien in huisvesting voor directeurs, meestergasten, arbeiders, scholen voor jongens en meisjes, een kapel en een pastorie.
In 1850 werd de fabriek vergroot zodat een grote binnenplaats ontstond. Een nieuwe zuidwestvleugel en zuidvleugel, beide met twee bouwlagen, werden opgetrokken. Daar waren voortaan de spinnerij, weverij en machinekamer ondergebracht. Op de achterplaats werden een handkammerij, magazijnen, een schrijnwerkerij, een werkplaats voor het opstellen van machines en een gashouder gebouwd. De ververij werd vergroot en een mechanische kammerij toegevoegd. Er kwam een nieuw appreteer- en droogatelier. Nabij de spoorlijn werd nog een extra magazijn gebouwd. De fabriek had grote vensters voor daglicht, drie schouwen (laboratorium, ververij, stoomkamer) en een klok op de zuidvleugel (begin en einde werkdag). De daken van de ververij waren verhoogd om de giftige dampen te laten ontsnappen.
Albert Scheppers kreeg op 3 december 1857 toelating om een wolspinnerij, een wolweverij en een gasinstallatie op te richten op de buitenoever van de Zenne. De spinnerij telde vier verdiepingen. De troggewelven steunden op gietijzeren zuilen. Er was een torenachtige uitbouw. De weverij had sheddaken. Er was ook een paardenstal, voeder- en houtmagazijn. In 1862-1863 werd het oudste deel (binnen de Zennebocht) nogmaals vergroot. Er werden ateliers (appreteer en ververij) en magazijnen bijgebouwd. De binnenkoer werd ingevuld met een kantoor. Tussen 1865 en 1877 liep het aantal arbeiders op tot 1500 à 1700. Door de bevolkingstoename was een kerk nodig in Lot. De kerken van Dworp en Sint-Pieters-Leeuw lagen te ver weg en de kapel van Wolfshage was private eigendom. In 1866 werd de parochie Lot opgericht en een kapel werd ingericht in een fabrieksruimte van de fabriek Scheppers.
Een decennium later, in 1879, werd het pakhuis aan de spoorweg omgevormd tot een spinnerij. De gelijkvloerse verdieping werd gebruikt voor voorbereidend werk, spinnen gebeurde op bovenverdieping. Na vier jaar werd het gebouw weer magazijn en het daaropvolgende jaar (1880) werd de weverij in de buitenbocht sterk vergroot met een nieuwe machinekamer en opslagruimte en ketelruimte. De machinekamer had een opvallende vormgeving met mansardedak. In 1883 kwam een vervangende nieuwbouw op de plaats van de ververij en het appreteeratelier. Nieuwbouwkantoren en een nieuwe toegang werden toegevoegd in 1886-87. Rond 1900 vielen de bouwwerken stil. In de jaren 1930 gebeurde een afbouw van de activiteiten naar weven van stoffen. In 1939 ging de fabriek op in de 'Société Anonyme de Loth pour la Filature et la Fabrication des Tissus de Laine pegnée de Loth'.
De gebouwen van de fabriek Scheppers bevinden zich tussen de Albert Denystraat, Dworpsestraat, Emiel Debusscherstraat en Kapellerond, ten noorden van de dorpskern en ten zuiden van het station. Momenteel blijven van de grote onderneming enkel het toegangsgebouw met de laboratoria en kantoren uit 1883-1887, de magazijnen uit 1883-1897, de schoorsteen van na 1890, de spinnerij van 1862 en de stal, annex houtmagazijn uit 1862 bewaard.
Het indrukwekkende bakstenen toegangs- en kantoorgebouw aan de noordzijde van het terrein telt twee bouwlagen en tien traveeën onder een leien zadeldak met aandaken. Het gebouw werd in neo-Vlaamserenaissance-stijl opgetrokken tussen 1883 en 1887.
Het gebouw heeft twee te onderscheiden delen achter een uniforme lijstgevel. Het linker deel met de toegangspoort tot de fabriek en een conciërgewoning, bestaat uit vijf traveeën, met centraal een opvallende, als toren uitgewerkte toegangspartij. In de rechter vleugel bevonden zich de kantoren; deze vleugel telt eveneens vijf traveeën, springt licht achteruit en heeft kleinere dakvensters. In oorsprong sneed de doorrit het gebouw dwars doormidden van noord naar zuid en gaf toegang tot de conciërgewoning en de kantoren. Bij een verbouwing in 1993 ging de binnenindeling grotendeels verloren.
De rode bakstenen gevels zijn horizontaal belijnd door speklagen. De rechthoekige vensters met hardstenen lateien en ontlastingsbogen zijn regelmatig over de traveeën verdeeld. De kroonlijst met consoles wordt onderbroken door puntgevelvormige dakvensters met bekronende bolornamenten. Deze hebben gekoppelde segmentboogvormige tweelichten met een hardstenen tussenstijl. De als toren uitgewerkte poorttravee telt drie bouwlagen en is bekroond door een koepeldak met piron. In het dak is een torenuurwerk ingewerkt, onder een leien spits. Op de gelijkvloerse verdieping: een rechthoekige poort in hardstenen omlijsting, erboven twee gekoppelde rechthoekige vensters onder zandstenen ontlastingsbogen, gevat in een spitsboogvormige nis met bolornament. De derde bouwlaag van de toren heeft drie smalle, rechthoekige vensters aan de voorzijde en één aan elke zijkant.
De zijpuntgevels van het toegangsgebouw hebben een aandak met schouderstukken en hardstenen consoles. De achtergevel van het toegangsgebouw heeft een ongedecoreerd, rood bakstenen parement. Op de bovenverdieping bleven de elf segmentboogvensters bewaard. Ter hoogte van de toren werden twee vensters met een hardstenen stijl tegen elkaar geplaatst. De benedenverdieping wordt doorbroken door de toegangspoort. Links ervan werden twee vensters verbouwd tot één.
De magazijnen van de fabriek, later kammerij en spinnerij, liggen ten zuiden van het toegangs- en kantoorgebouw en bleven slechts fragmentarisch bewaard. De bakstenen gebouwen, daterend uit 1883-1897, tellen drie verdiepingen onder zadeldaken. De interne structuur bestaat uit metalen gebinten met gietijzeren zuilen. De verlichting van het interieur gebeurde oorspronkelijk door grote segmentboogvensters, ingevuld met metalen frames. Enkele ervan bleven bewaard terwijl de meeste door latere aanbouwsels verkleind of gewijzigd werden.
De grote ronde bakstenen schoorsteen op rechthoekige basis en met smeedijzeren spanijzers staat centraal op het perceel. Hij dateert vermoedelijk van na 1890. De schoorsteen fungeert als een baken en herinnering aan de industriële geschiedenis van de site.
Aan de buitenbocht van de Zenne, in het zuidelijk gedeelte van het fabrieksterrein, werden de paardenstallen en een houtmagazijn opgetrokken in 1862-63 (Emiel De Busscherstraat). Het is een groot bakstenen gebouw van twee bouwlagen en dertien traveeën onder een schilddak. De benedenverdieping wordt gekenmerkt door een duidelijke markering van de traveeën door segmentbogige, spaarvelden waarin de rondbogige muuropeningen zitten. Op de verdieping werden segmentboogvormige vensters voorzien. Gerenoveerd tot woningen in 2015-2016.
De voormalige spinnerij (Kapellerond 5-31) is opgetrokken in 2 fases tussen 1857 en 1883, en ligt ten zuiden van de Zenne aan de zuidelijke rand van het fabrieksterrein, nu Kapellerond. Bakstenen gebouw van oorspronkelijk tweeëndertig traveeën en vier en een halve bouwlaag, oorspronkelijk onder zadeldak. De gevels worden afgezoomd door een natuurstenen kroonlijst op consoles. In de lijstgevels zitten rechthoekige vensters voorzien van hardstenen dorpels. De drie linker en de eenentwintigste travee zijn als risaliet uitgewerkt. In 1952 bestonden er nooit uitgevoerde gemeentelijke plannen om de spinnerij om te vormen tot gemeentehuis. Het complex werd grondig gerenoveerd bij de omvorming tot wooncomplex in 2002-2009 door architect H. Gerald in opdracht van SOVE n.v. Het gebouw kreeg daarbij een nieuwe vijfde bouwlaag. Interne structuren die verwezen naar het industriële verleden bleven bewaard.
Een natuurstenen linteel, vermoedelijk afkomstig van het laboratorium dat in 1862-63 werd opgetrokken, is als kunstobject opgesteld op Blijkveld, verwerkt in de pleinaanleg van de nieuwe woonwijk. Het opschrift ‘LABOREMUS’ herinnert aan de fabrieksfunctie.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
A. Denystraat
Is deel van
Kapellerond
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Fabriek Scheppers [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303282 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.