Merkwaardig boerentuintje uit het derde kwart van de 20ste eeuw, met bloementuin, moestuin en kleinfruittuin en een groot aantal traditionele snoeivormen.
De tuin, waarvan het gebruik terug gaat tot het Primitief kadaster, ligt aan de straat, oostelijk van een kleine vierkanthoeve, aansluitend bij de achtergevel van het huis. Het langspad bij de gevel eindigt op een recente treurwilg (Salix x sepulchralis 'Tristis'), als verbinding van de drie tuinen. Aan de straatkant ligt de siertuin met achtereenvolgens een gemengde bloemenborder, een rij bontbladige aucuba (Aucuba japonica 'Variegata'), een zeldzame loofgang van gevlochten gele kornoelje (Cornus mas) (parallel met de straat) gedeeltelijk onder een treures (Fraxinus excelsior 'Pendula') (150 cm stamomtrek, gemeten op 150 cm hoogte), een centraal grasveldje met verschillende snoeivormen van gewone taxus (Taxus baccata) (onder meer fauteuil) en buxus (Buxus sempervirens subsp. sempervirens) (blokken en bollen), twee gewone seringen (Syringa vulgaris) en langsheen het pad een bloemenborder.
De aansluitende nutstuin bestaat uit twee delen langs een dwarspad met waterpomp: het zuidelijk gedeelte met meer buxusvormen als overgang van sier- naar moestuin, het noordelijke met de gebruikelijke teeltbedden en een smalle bloemenrand langs het pad.
Achterin ligt de kleinfruittuin, voor een gedeelte ook aangeplant met Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica') en ruwe berk (Betula pendula).
Naast nr. 31 blijven een barrier en een notelaar over van een vroegere fruitweide.