erfgoedobject

Steentijdsites In Den Damp

archeologisch geheel
ID
303549
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303549

Beschrijving

Algemene situering

Meeuwen In Den Damp bevindt zich centraal op het Kempisch Plateau, nabij het Maas-Schelde interfluvium, en omvat een deel van de bovenloop van de Abeek (Maasbekken). De beekvallei vertoont hier binnen moerassige zones een reeks vennen die onder andere door afdamming permanent waterhoudend zijn. Ten oosten en westen hiervan is de bodem eerder droog en vertoont duinen. De archeologische zone (AZ) is voor een groot deel in het militaire domein van Houthalen-Helchteren gelegen, aan de noordoostelijke rand van het militair domein. Hier zijn geen gegevens van de bodemkaart beschikbaar, maar de zones erbuiten vertonen profielklasse ‘g’ (goed ontwikkelde podzol B horizont) en ‘X’ (stuifzanden). De basistopografie was waarschijnlijk reeds tijdens de laatste ijstijd aanwezig, terwijl tijdens het laatglaciaal en holoceen plaatselijk sediment kan verstoven en afgezet zijn. In de beekvallei wordt de aanwezigheid van veen aangegeven door de bodemkaart. Met uitzondering van enkele landbouwpercelen in het noordoosten van de AZ, is het grootste deel van het gebied begroeid met heide en bos, waarvan de natuurwaarden worden beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos. Op het gewestplan is de AZ aangeduid als militair gebied, natuurgebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied, en agrarisch gebied.

Archeologische nota

De eerste vondsten werden in het voorjaar van 1983 gedaan op een perceel net ten oosten van het meest noordelijke ven. Dhr. J. Carolus trof er na ploegenwerken voor de aanplant van dennen op voormalige woeste gronden silex artefacten aan. Hierop werd er van 15 juni tot 30 november 1986 door de K.U. Leuven een oppervlakte van 684 m2 opgegraven. Dit leverde vier artefactconcentraties op. Door het gebrek aan “huishoudelijk” artefacttypes en het voorkomen van vele microlieten werden de concentraties geïnterpreteerd als gespecialiseerde activiteitenzones, gericht op de jacht. Op typologische basis werd de site in het laatmesolithicum gedateerd (Creemers & Vermeersch 1986; 1987). In 2001 werd het gebied herbezocht in het kader van gericht prospectieonderzoek naar finaalpaleolithische en mesolithische sites in de Kempen. Hierbij werden vondsten opgeboord uit een goed bewaarde podsolbodem op een bebost perceel ten zuiden van de opgegraven zone. Aan de oppervlakte van de aanpalende militaire zandweg werden eveneens enkele artefacten aangetroffen. Ook aan de westzijde van het meest noordelijke ven leverden boringen en veldkartering vondsten op. Dit toonde niet enkel aan dat het sitecomplex zich verder naar het zuiden uitstrekt dan de opgraving, maar ook dat de andere zijde van de depressie eveneens artefactconcentraties bevat (Van Gils & De Bie 2002). In februari 2015 werden verder naar het zuiden vondsten aangetroffen. Aan de noord-noordoostoever van het ven Monnikswijer zamelde dhr. J. Carolus lithische artefacten in bij oppervlakteprospectie van een recent geplagde zone. Onder de vondsten bevonden zich 9 stukken in ftaniet, ingezameld op een oppervlakte van nauwelijks enkele vierkante meters. Een terreinbezoek op 24 april 2015 bevestigde de vondstlocatie en wees uit dat de plagwerken winderosie hadden geïnitieerd. In het licht van deze bedreiging registreerde en onderzocht het agentschap Onroerend Erfgoed de vindplaats in juni 2015. Hiertoe werden twee artefactconcentraties opgegraven (31 m2 en 20 m2), die naast artefacten in vuursteen (n=1727) en Wommersomkwartsiet (n=453) uitzonderlijk veel vondsten in ftaniet bevatten (n=832). Daarnaast werd de rest van de geplagde oppervlakte (0,3 ha) door middel van veldkartering in kaart gebracht, waarbij nog eens 436 lithische artefacten werden ingezameld en de aanwezigheid van verschillende concentraties werd vastgesteld (Van Gils e.a. 2015). Bij het terreinbezoek op 24 april 2015 werden eveneens een locatie bezocht langs de zuid-oostoever van de Monnikswijer, en een locatie net ten zuiden van de Monnikswijer. Op deze plekken werden respectievelijk vijf en één artefact aangetroffen bij zeer beperkte oppervlakteprospectie, wat toont dat ook deze locaties in de steentijd bezocht werden (Van Gils e.a. 2015). Alle gekende vondstlocaties te Meeuwen In Den Damp komen duidelijk overeen met de typische locatie van mesolithische en finaalpaleolithische sites in de Kempen: op droge (hogere) plekken vlakbij voormalig open water (De Bie & Van Gils 2009; Van Gils & De Bie 2008). De kans is dan ook zeer groot dat de sites te Meeuwen een nederzettingspatroon vertonen waarbij nagenoeg alle hogere delen langs de vennen een reeks concentraties van mesolithische en eventueel finaalpaleolithische vondsten herbergen. Het digitaal hoogtemodel toont tevens een kluwen van noordoost-zuidwest georiënteerde karresporen, die de vallei aan de noordzijde van de Monnikswijer doorkruisen. Mogelijk houden deze verband met ontginning van de heide, mogelijk in relatie met de Donderslaghoeve die zich op de Ferrariskaart net ten westen van het ven In Den Damp bevond.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

*Evaluatie van de bewaringstoestand

Bij de opgraving in 1986 vertoonden de profielen een podzolbodem die licht afgetopt was door afplagging, en waarin om de twee meter geulen waren geploegd. De opgravingen toonden dat, alhoewel de vondsten zich overwegend in de E-horizont van de podzol bevonden, dit echter slechts een zeer beperkte impact had gehad op de site. In 2001 toonden de boorprofielen ten zuiden hiervan en ten westen van het ven goed bewaarde podzolen. De aanleg en gebruik van militaire zandwegen lijken deze echter lokaal te hebben verstoord. De in 2015 opgegraven en gekarteerde zone ten noord-noordoosten van de Monnikswijer toonde eveneens een goed bewaarde podzol. De top hiervan was plaatselijk aangetast door winderosie, maar buiten de geplagde zone is deze waarschijnlijk nog zeer goed bewaard. De op 24 april 2015 bezochte zone ten zuidoosten van de Monnikswijer was in het verleden als akker gebruikt en vertoont dan ook een bouwvoor. De vondstlocatie ten zuiden van de Monnikswijer vertoont echter eolische reliëfvormen, in de top waarvan een goed bewaarde podzolbodem werd waargenomen door middel van een boring. De precieze bewaringstoestand van de rest van de AZ is niet gekend. Door de ligging op militair domein kan de bodemkaart hier geen aanvullende gegevens bieden. Het gebied bleef de voorbije 120 jaar weliswaar gevrijwaard van intensieve menselijke verstoring (verkaveling, landbouw, wegenaanleg, industrie...) als gevolg van haar ligging op militair domein, en de bewaringstoestand in de gekende vondstlocaties doet een overwegend goede tot uitstekende bewaringstoestand vermoeden. Daarnaast maken de aanwezige natte contexten in de beekvallei de bewaring van organische sedimenten, met potentieel voor paleoecologisch onderzoek, en misschien zelfs artefacten mogelijk.

*Motivatie voor afbakening

De afbakening werd bepaald op basis van de gekende vondstlocaties en de natuurlijke topografie (op basis van het digitaal hoogtemodel en de topografische kaart). De natte depressie wordt als centrum van de AZ genomen, en deze kan mogelijke organische sedimenten met een hoge waarde voor paleoecologisch onderzoek bevatten. Het zijn echter in de eerste plaats de drogere gronden rondom die op de gekende vondst-locaties zeker en voor de rest van de AZ waarschijnlijk steentijdsites bevatten. Enkel de opgegraven oppervlaktes kunnen geen archeologie meer bevatten, maar de omvang hiervan is te klein om ze uit de AZ te houden. De afbakening gebeurde op perceelsniveau, waarbij het GRB werd gevolgd. De eerste honderden meters rondom depressie bevatten waarschijnlijk een dense vondstspreiding, met een hoog aantal artefactconcentraties op korte afstand van elkaar. Verder van de depressie wordt een minder dense vondstspreiding verwacht, maar met verspreide geïsoleerde concentraties.

Bibliografie

  • CREEMERS G. & VERMEERSCH P.M. 1986: Het Jong-Mesolithisch Site van Meeuwen-In den Damp 1, Notae Praehistoricae 6, 107-112.
  • CREEMERS G. & VERMEERSCH P.M. 1987: De laat-mesolithische vindplaats van Meeuwen-In de Damp I (gem. Meeuwen Gruitrode), Archaeologia Belgica 3, 71.
  • DE BIE M. & VAN GILS M. 2009: Mesolithic settlement and land use in the Campine region (Belgium). In: McCARTAN S., SCHULTING R., WARREN G. & WOODMAN P. (red), Mesolithic horizons, Papers presented at the Seventh International Conference on the Mesolithic in Europe, Belfast 2005, 282-287.
  • VAN GILS M. & DE BIE M. 2002: Prospectie en kartering van laat-glaciale en vroeg-holocene steentijdsites in de Kempen. Boorcampagne 2001, IAP-rapport 12, 28-29.
  • VAN GILS M. & DE BIE M. 2008: Les occupations tardiglaciaires et postglaciaires au nord de la Belgique: modalités d’occupation du territoire. In: DUCROCQ T., FAGNART J.P., SOUFFI B., THEVENIN A. & COUDRET P. (red), Le début du Mésolithique en Europe du Nord-Ouest. Actes de la table ronde d’Amiens. 9 et 10 octobre 2004, 205-218.
  • VAN GILS M., NOENS G. & VAN BAELEN A. 2015: Een ftanietrijke mesolithische vindplaats te Meeuwen Monnikswijer (Limburg, BE), Notae Praehistoricae 35, 289-304.

Bron: AZ-dossier
Auteurs: Van Gils, Marijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Heide, vennen en bovenloop van de Abeek

  • Is deel van
    Meeuwen


Waarnemingen

  • Omvat
    Monnikswijer


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Steentijdsites In Den Damp [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303549 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.