Symmetrisch geheel van vijf gekoppelde burgerhuizen in neoclassicistische stijl, voor eigen rekening opgetrokken door de architect Louis Hamaide, naar een ontwerp uit 1892. Aan dit vastgoedproject ging een plan van Hamaide uit 1890 vooraf, dat op dezelfde percelen een geheel van vier verschillende huizen voorzag. Het middenpand (nummer 23) werd in 1923 in opdracht van toenmalig eigenaar J. Bosmans verbouwd naar een ontwerp door de architecten Fernand de Montigny en Louis Somers, met Hendrik Boey als aannemer. Deze ingreep omvatte de toevoeging van een bow-window op de eerste verdieping, een nieuwe trap, en de heropbouw van de veranda met bovenlicht en de achterbouw. Ook de smeedijzeren inkomdeur met initialen JB dateert van toen. In 1926-1927 liet de eigenaar van het linker pand (nummer 19), Eugène Roth, door de architect Joseph Ditvoorts een erker toevoegen en het interieur verbouwen.
Het vastgoedproject is representatief voor de vroege realisaties van Louis Hamaide, die omstreeks 1880 als architect debuteerde met neoclassicistische ontwerpen als deze. Omstreeks de eeuwwisseling zou de succesvolle architect naast het eclecticisme de art-nouveaustijl gaan toepassen, om zijn loopbaan in 1925 stijlvol af te sluiten met de Herbosch Building, een vroeg voorbeeld van art deco.
Het gevelscherm was oorspronkelijk alternerend samengesteld uit drie respectievelijk twee identieke opstanden met verspringende kroonlijsthoogte, een schema dat vandaag door het toevoegen van de bow-window en erker minder duidelijk leesbaar is. Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met bossage op de begane grond, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst, en kordonvormende lekdrempels, beantwoordt de compositie aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van overwegend rechthoekige deur- en vensteropeningen. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. In het middelste en de uiterste panden, ligt de klemtoon op de middenas, die oorspronkelijk op de eerste verdieping werd gemarkeerd door een balkon met consoles en ijzeren borstwering. Deze dienden later als basis voor de houten erker en bow-window met bekronend smeedijzeren balkon van nummers 19 en 23. Verder hebben de bovenvensters geriemde omlijstingen met oren en onderdorpels. De twee tussenliggende panden onderscheiden zich door een pilastergeleding, rondboogvensters met waterlijst, medaillons en ranken in de zwikken op de eerste verdieping, en sluitstenen op de tweede verdieping. Het houten schrijnwerk van inkomdeuren, en vensters is nog gedeeltelijk bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies en gietijzeren voetschrapers.
De plattegrond van de vijf woningen beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1892#582, 1890#1449, 1923#15826, 1926#25697 en 1927#28073.