Ensemble van drie burgerhuizen in eclectische stijl, kort na elkaar gebouwd door de Naamlooze Maatschappij "Vooruitzicht", naar ontwerpen door de architect Jules Hofman uit 1911-1912. Als eerste kwam in 1911 het nummer 5 tot stand voor eigen rekening van "Vooruitzicht". Later dat jaar volgde het nummer 3 met als bouwheer Charles Holsters. Louis Peeters-Ygan gaf in 1912 opdracht voor het nummer 1.
De bouw- en hypotheekmaatschappij "Vooruitzicht" werd opgericht in 1905, en is tot op vandaag als bouwbedrijf en vastgoedpromotor actief in Antwerpen. Veelal in opdracht van particulieren bouwde de maatschappij vóór de Eerste Wereldoorlog talrijke burgerhuizen in de nieuw aangelegde wijken van de stad zoals Zuid, Zurenborg en Jan Van Rijswijcklaan. Vanaf 1909 was Jules Hofman als hoofdarchitect van "Vooruitzicht" verantwoordelijk voor het ontwerp, wat de kwaliteit van de architectuur ten goede kwam. Hij bediende zich daarbij zowel van een sobere interpretatie van de art-nouveaustijl, als van een meer behoudend eclectisch of beaux-arts-idioom. "Vooruitzicht" en Hofman tekenden in de Lemméstraat nog voor een tweede ensemble burgerhuizen uit 1911-1912, voor de woning Fr. Lempereur uit 1911 op nummer 10, voor de meergezinswoning en burgerhuis hoek Haantjeslei uit 1911, en voor de woning Paque uit 1913. Ook in de verdere bebouwing van de bouwblokken gevormd door Haantjeslei, Lemméstraat, Markgravelei, Robert Molsstraat en Van Schoonbekestraat, waren zij met meerdere projecten vertegenwoordigd. Deze huizen behoren tot het latere werk van Hofman, die sinds midden jaren 1880 actief was. Omstreeks de eeuwwisseling leverde Hofman een belangrijke bijdrage aan de Antwerpse art nouveau, met opmerkelijke panden als "De Zonnebloem" aan de Cogels-Osylei.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvatten de rijwoningen drie bouwlagen, nummers 1 en 3 onder een zadeldak, nummer 5 onder een plat dak. De lijstgevels hebben een parement uit roomkleurige Silezische brikken in kruisverband, in nummer 3 geaccentueerd door groen geglazuurde baksteen voor speklagen en ontlastingsbogen. Witte natuursteen en/of blauwe hardsteen is gebruikt voor de plint, waterlijsten, speklagen, balkons, hoekblokken, sluitstenen, lateien en lekdrempels. Geleed door de puilijst, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping - in nummer 1 op beide verdiepingen – gemarkeerd door balkons met consoles, postamenten en balustrade of smeedijzeren borstwering. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van korf-, spiegel-, steek-, rondbogige of rechthoekige muuropeningen. Sgraffitopaneeltjes sieren op de eerste verdieping van nummers 3 en 5 de borstweringen of boogvelden. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van inkomdeuren en vensters is integraal bewaard op nummers 1 en 3, en bepekt tot de inkomdeur op nummer 5; smeedijzeren keldertralies.
De plattegronden van de drie panden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen van nummers 3 en 5, beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, geflankeerd door de keuken annex wc in de achterbouw. Door de geringere perceeldiepte werd de veranda in nummer 1 weggelaten.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1912#137 (nummer 1), 1911#525 (nummer 3), 1911#331 (nummer 5) en 1911#1099 (nummer 10).