Drie burgerhuizen in neoclassicistische stijl, volgens de bouwaanvragen uit 1888 opgetrokken door de aannemer Adrianus Peeters-Verheyen. Deze bouwde voor eigen rekening de nummers 29 en 31, en betrok daarvan zelf het linker pand. Tot dit project behoorden ook het atelier en de schrijnwerkerij van het bouwbedrijf achteraan op het perceel. Opdrachtgever van het nummer 33 was juffrouw Verhelst. Peeters-Verheyen, die in Antwerpen bouwactiviteiten ontplooide vanaf midden jaren 1880, was in de aannemerswoning gevestigd tot de Eerste Wereldoorlog. De panden maken deel uit van een homogene, nagenoeg intact bewaarde huizenrij (nummers 13 tot 37), die grotendeels uit de jaren 1880 en 1890 dateert, in een neoclassicistische architectuur representatief voor het karakter van deze wijk.
Met een gevelbreedte van respectievelijk vier en drie traveeën, omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met schijnvoegen op de begane grond, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping van nummers 29-31 geaccentueerd door een balkon met consoles en smeedijzeren borstwering, en is in nummer 33 als geblokt risaliet uitgewerkt. De aannemerswoning wordt gemarkeerd door een extra poortrisaliet met een rondboogpoort onder een gestrekt entablement. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema met registers van rechthoekige muuropeningen, de bovenvensters in geriemde omlijsting, in het risaliet, de balkontraveeën of op de eerste verdieping met sluitsteen of bewerkte latei. Een klassiek hoofdgestel met gekorniste houten kroonlijst op klossen, tandlijst en consoles vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van inkomdeuren en vensters is integraal bewaard, evenals de waaier van de koetspoort, de smeedijzeren keldertralies en van nummers 29-31 de gietijzeren voetschrapers.
De plattegrond van de drie woningen beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1888#440 en 1888#1743.