Burgerhuis in neoclassicistische stijl, vermoedelijk samen opgetrokken met de aanpalende nummers 28-30, als een geheel van drie gekoppelde woningen volgens repeterend schema, te dateren in de jaren 1880. Het bouwdossier werd niet teruggevonden, opdrachtgever, ontwerper noch aannemer zijn gekend. Het pand is een representatief voorbeeld van de oorspronkelijke neoclassicistische bebouwing in deze wijk, die grotendeels uit de jaren 1880 en 1890 dateert.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning twee bouwlagen en een mezzanine onder een zadeldak. De Bepleisterde en beschilderde lijstgevel met bossage op de begane grond, rust op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst legt de compositie de klemtoon op de middenas, die op de eerste verdieping wordt gemarkeerd door een balkon met consoles en ijzeren borstwering. Het deurvenster is gevat tussen pilasters, bekroond door een entablement met consoles en een rankwerkcartouche als topstuk. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, met registers van rechthoekige muuropeningen, de bovenvensters in geriemde omlijsting met oren en onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel met een houten kroonlijst op klossen, tandlijst en consoles vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals de jaloeziekapjes op de begane grond, de smeedijzeren keldertralies en de gietijzeren voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
De aanpalende woningen nummers 28 en 30 zijn van hetzelfde type, zonder de mezzanine. Van beide is het schrijnwerk vernieuwd, en nummer 30 werd boven de kroonlijst verhoogd met een extra verdieping.