Burgerhuis in neoclassicistische stijl, het linker pand van een geheel van drie gekoppelde woningen, voor eigen rekening opgetrokken door de aannemer-bouwkundige Petrus Franciscus Van der Gucht, naar een ontwerp uit 1884. Hij was een zoon van de aannemer Joannes Van der Gucht, en de oudere broer van de architect Jaak Alfons Van der Gucht, maar lijkt zelf maar gedurende korte tijd op zelfstandige basis bouwactiviteiten te hebben ontplooid. De bouwprojecten die met zekerheid aan hem kunnen worden toegeschreven dateren uit de periode 1877-1891. Vermoedelijk werkte hij al eerder samen met zijn vader. Van de twee overige panden die dit vastgoedproject uitmaken, werd het middenpand (nummer 34) totaal verbouwd. Het rechter pand (nummer 32) is verhoogd met een mansarde en heeft een nieuwe kroonlijst. Het geheel is een representatief voorbeeld van de oorspronkelijke neoclassicistische bebouwing in deze wijk, die grotendeels uit de jaren 1880 en 1890 dateert.

Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel, met bossage op de begane grond, rust op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie de klemtoon op het middenrisaliet. Dit laatste wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een entablement en een balkon met consoles en geajoureerde borstwering waarin smeedijzer, en verder door rozetfriezen in stucwerk. De opstand beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, de bovenvensters in geriemde omlijsting. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen, tandlijst en consoles in het risaliet, vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies en de gietijzeren voetschraper.

De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.