Burgerhuis in ingehouden art-nouveaustijl, volgens de bouwaanvraag uit 1906 opgetrokken door de aannemer C.J. Janssens-Coninckx, in opdracht van de weduwe Gustave Vaes. Van Janssens-Coninckx werden in Antwerpen bouwprojecten teruggevonden uit de jaren 1893 tot 1911.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien) met dakkapellen. De lijstgevel heeft een parement uit witte Silezische brikken, met gebruik van blauwe hardsteen voor de bewerkte plint, puilijst, speklagen, lekdrempels, lateien, hoekblokken, vensterposten en kraagstenen. Asymmetrisch van opzet legt de compositie de klemtoon op de brede zijtravee met drielichten, die in de topgeleding wordt gemarkeerd door een rechthoekig spaarveld op kraagstenen. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, met registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen met lekdrempel. Het art-nouveau-karakter berust vooral op de bewerking van de hardstenen onderdelen, en het patroon van het smeedwerk. Een typische kwartholle, gekorniste houten kroonlijst op consoles vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralie en voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Op de begane grond enfilade van gelambriseerd salon in neorococostijl en eetkamer in neo-Vlaamserenaissance-stijl met imposante schoorsteenmantels, en een veranda met terras en flankerende 'cosy corner'. Gelijkaardige indeling op de eerste verdieping.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1906#1830.