Geheel van drie gekoppelde, neoclassicistische burgerhuizen, voor eigen rekening gebouwd door de aannemer Louis Smets-Crispyn, naar een ontwerp uit 1873-1874. De woningen behoren tot het vroege oeuvre van Smets-Crispyn, die in Antwerpen als aannemer actief was van begin jaren 1860 tot begin jaren 1900.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met geblokte begane grond, rusten op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Gekoppeld volgens repeterend en spiegelbeeldschema, beantwoordt de compositie aan een regelmatig opzet geleed door de puilijst. Een balkon met consoles en ijzeren borstwering, legt telkens de klemtoon op de middenas van de eerste verdieping. Verder is de opstand opgebouwd uit registers van getoogde muuropeningen, de bovenvensters in geriemde omlijsting met onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van inkomdeuren en vensters is integraal bewaard, inclusief jaloeziekapjes op de begane grond; gietijzeren parapetten op beide bovenverdiepingen en voetschrapers, smeedijzeren keldertralies.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 572#758.