Geheel van twee gekoppelde burgerhuizen in neoclassicistische stijl, gebouwd in opdracht van de weduwe E. Verhulst, naar een ontwerp door Jules Dries uit 1906. De architect had in 1905 voor de weduwe Verhulst al een geheel van twee woningen ontworpen op nummers 14-16, waarvan de bouw eerder in 1906 was aangevat. Later dat jaar realiseerde hij een symmetrisch geheel van drie burgerhuizen in opdracht baron de Stein op nummers 24-28. Van deze drie naar typologie en bouwstijl gelijkaardige bouwprojecten, zijn de nummers 21-23 het meest gaaf bewaard.
Jules Dries wiens loopbaan eind jaren 1890 van start ging, realiseerde rond de eeuwwisseling een groot aantal burgerhuizen in neoclassicistische stijl, met name in de wijk Zuid. In de jaren kort vóór de Eerste Wereldoorlog wisselde hij dit conventionele stijlidioom af met ontwerpen in beaux-artsstijl of een gematigde art nouveau. Tot zijn belangrijkste realisaties uit deze periode behoort de music-hall en bioscoop uit 1914 in de Quellinstraat, bekend als Cinema Eden of Ciné Quellin.
Met een gevelbreedte van respectievelijk twee en drie traveeën omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas. Deze wordt in nummer 21 gemarkeerd door medaillon, en in nummer 23 door vensterentablementen op pilasters, en een balkon met consoles en balustrade. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen, op de begane grond met onderdorpels, en op de bovenverdiepingen in geriemde omlijsting. Doorgetrokken balustraden accentueren de eerste verdieping, medaillons met guirlandes de borstweringen van de tweede verdieping. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeuren en benedenvensters is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies en op nummer 21 de gietijzeren voetschraper.
De plattegrond van beide woningen beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1906#1803 (nummers 21-23), 1906#20 (nummers 14-16) en 1906#169 (nummers 24-28).