Burgerhuis in ingehouden art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van juffrouw E. Egrix, naar een ontwerp door de architect Jan De Vroey uit 1907.
De woning Egrix behoort tot het vroege oeuvre van Jan De Vroey, die midden jaren 1890 zijn loopbaan aanvatte. In deze periode bediende hij zich voor zijn residentiële architectuur zowel van het conventionele neoclassicisme, het eclecticisme, als de art nouveau. Kort vóór de Eerste Wereldoorlog bracht De Vroey de neogotische Sint-Hubertuskerk te Berchem tot stand. Actief tot zijn overlijden in 1935, ontwierp hij tijdens het interbellum zowel in de klassieke beaux-artsstijl, als de meer eigentijdse art deco.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een pseudo-mansarde. Deze laatste komt niet voor op de bouwplannen, maar evenmin werd een bouwdossier gevonden voor een latere toevoeging. De lijstgevel heeft een parement uit roomkleurig baksteenmetselwerk in kruisverband, met overvloedig gebruik van blauwe hardsteen voor de plint, waterlijsten, speklagen, de deuromlijsting, ontlastingsbogen, lateien, lekdrempels, kraagstenen en de erkerbasis. Geleed door de puilijst en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet, geaccentueerd door een overhoeks fioel met kraagsteen, en een rechthoekige erker met houten bovenbouw smeedijzeren balkon de eerste verdieping. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rondbogige, korfbogige of rechthoekige deur- en vensteropeningen, in de topgeleding met waterlijst op doorgetrokken imposten. Een kleurrijk accent vormt het mozaïekpaneel met Hermeskop en -staf dat de Handel symboliseert, op de borstwering van de tweede verdieping (wegens beschadiging in 2000 vervangen door een geschilderde kopie). Een typisch kwartholle kroonlijst met consoles vormt de gevelbeëindiging; oeil-de-boeuf en dakkapel met pilasters en diamantkopsleutel. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur met glas-in-loodwaaier en de vensters met typische roeden is bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, geflankeerd door de keuken annex pomphuis in de achterbouw. In de veranda bleven de typische cementtegelvloer, de betegelde marmeren schouw, het stucplafond en de art-nouveau-wandbetegeling bewaard. deze laatste onderscheidt zich door een plint en omlopende, polychrome friezen van irissen en rozen, zwaluwen en libellen
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1907#860.
- CLAESSENS S. 2004: Oefening geschiedenis van het interieur en de kunstnijverheid, onuitgegeven paper Universiteit Gent.