Serristenwoning, van net voor de Eerste Wereldoorlog en dus thuishorend in de eerste bloeiperiode van de druiventeelt. De villa met omringende tuin en gelegen op een helling, werd kadastraal geregistreerd in 1913 in opdracht van Felix Vandervaeren-Vandenschrieck, metser.

Villa van twee traveeën en twee bouwlagen op gebosseerde onderbouw en afgedekt door een gecombineerde leien bedaking met dakkapel in de as van de toegang. Het geheel werd opgetrokken uit baksteen met de typische combinatie van een venstertravee in de vorm van een afgeknotte puntgevel links en een deurtravee met lijstgevel rechts. Contrasterende witte baksteen werd aangewend voor muurbanden en ontlastingsbogen, waardoor het geheel een verticaal accent krijgt. De korfbogige muuropeningen behielden mogelijk hun oorspronkelijk schrijnwerk met roedeverdeling in de bovenlichten. De inkomportiek in de oksel is voorzien van karakteristiek fraai houtwerk. Omlopende houten kroonlijst, in de inkomtravee op uitgewerkte schoorstukken.