Kleine hoeve op de hoek van de straat Dooren, bestaande uit een woonstalhuis, kadastraal geregistreerd in 1900 in opdracht van landbouwer Lodewijk De Coster-De Velder, en uitgebreid volgens het kadaster in 1906 met een vrijstaande schuur.

De hoeve bestaat uit een oorspronkelijk gekasseid, heden grotendeels geasfalteerd erf, toegankelijk via een ijzeren hek. Het woonstalhuis is ingeplant ten noorden van het erf, de schuur ten zuidwesten en ten zuidoosten, parallel aan de straat, is een klein bijgebouw aanwezig. De schuur is verbonden met het woonhuis via een bakstenen muurtje met toegangsdeur, waardoor het erf aan de noordwestelijke zijde volledig wordt onttrokken aan het zicht. Verankerde, bakstenen gebouwen onder pannen zadeldak (Vlaamse pannen, vernieuwd bij het woonhuis en het bijgebouw).

Het woonstalhuis is haaks ingeplant ten opzichte van de straat en is georiënteerd naar het zuiden. De voorgevel is opgevat als een lijstgevel van zeven traveeën en anderhalve bouwlaag, waaronder vijf traveeën van het woonhuis, links geflankeerd door twee staltraveeën, met een parement op een geschilderde, gecementeerde plint. De gevel wordt geritmeerd door getoogde muuropeningen op de begane grond en rechthoekige venstertjes onder houten lateien op de zolderverdieping. De benedenvensters bewaren hun luiken en hardstenen lekdrempels. Het schrijnwerk is vernieuwd.

De achtergevel wordt geopend met betraliede en beluikte, getoogde vensters. De schikking van de vensters wijst op de aanwezigheid van een opkamer in de noordoostelijke hoek.

De schuur is opgevat als een tweebeukige langsschuur van twee traveeën, onder een mank zadeldak, verlaagd aan de zijde van het erf. Het volume is voorzien van enkele verluchtingsgaten. Rechthoekige, houten toegangspoort onder een rondboogvormig spaarveld aan de straatzijde; houten poorten aan de erfzijde.