Burgerhuis in ingehouden beaux-artsstijl gebouwd in opdracht van Frans Beets, naar een ontwerp door de architecten Florent Vaes en Joan Coninck Westenberg uit 1912. De later toegevoegde pseudo-mansarde dateert uit 1925.
De schoonbroers Florent Vaes en Joan Coninck Westenberg waren vóór de Eerste Wereldoorlog gedurende een vijftal jaar geassocieerd in een gezamenlijke praktijk, die een kantoor aan de Bosmanslei deelde met vader Richard Vaes. De pittoreske architectuur onder invloed van de Engelse 'Old English'-stijl, die traditionele en regionalistische stijlkenmerken koppelt aan een op huiselijkheid gerichte vernieuwing van de wooncultuur, is één van de hoofdstromingen in het werk van de jonge Vaes en Coninck Westenberg, naast het meer klassieke beaux-arts-burgerhuis. Aan de Desguinlei realiseerden zij in 1913 nog de stilistisch verwante maar minder gaaf bewaarde meergezinswoning voor Leopoldine Verhaeghe op nummer 154. Hun ontwerp uit 1912 voor een cottagewoning op de hoek van Desguinlei en Van Putlei, in opdracht van de kunsthistoricus en museumconservator Ary Delen, vond geen doorgang. Na de Eerste Wereldoorlog gingen beiden hun eigen weg.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen, sinds 1925 onder een pseudo-mansarde die het oorspronkelijke zadeldak vervangt. De lijstgevel heeft een parement uit roomkleurige Silezische brikken in kruisverband, met gebruik van witte natuursteen voor de bow-windows, deur- en vensteromlijstigen, en blauwe hardsteen voor de plint. Asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de twee rechter traveeën. Deze worden gekoppeld door een over begane grond en eerste verdieping oplopende bow-window met drielichten, een guirlande op de borstwering, en een entablement op rozetconsoles. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, het portaal in vlakke omlijsting met entablement, het venster van de eerste verdieping in geriemde omlijsting met oren, deze van de tweede verdieping met verdiepte dagkanten en geaccentueerde lateien tussen steigergaten. Een houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging. Behouden smeedijzeren inkomdeur en gietijzeren voetschraper; vernieuwd vensterschrijnwerk.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, die uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat een suite van spreekkamer, kantoor en staalkamer de begane grond, met een 'kabinet' annex wc in de achterbouw. De bel-etage omvat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met zijkamertje, met de keuken annex pomphuis en wc in de achterbouw. Op de tweede verdieping bevinden zich twee slaapkamers, een 'cabinet de toilette' en een naaikamer annex badkamer in de achterbouw.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1912#1448 en 1925#21387 (nummer 180), 1913#4460 (nummer 154), 1912#2221 (woning Delen).