Burgerhuis in beaux-artsstijl opgetrokken in opdracht van de aannemer Martin Brouwers, naar een ontwerp door de architecten Léopold De Coninck en Maurice Potié uit 1909. Een jaar later volgde nog een tweede, identiek burgerhuis hogerop in de Lange Lozanastraat (nummer 30), dat vandaag is verbouwd.
Martin Brouwers, zoon van aannemer Jan Brouwers, zette in de jaren 1903 tot 1911 een vijftiental kleinschalige vastgoedprojecten op in de wijk, goed voor in totaal een dertigtal woningen. Voor enkele meer prestigieuze projecten, zoals de burgerhuizen in de Lange Lozanastraat en een ensemble burgerhuizen in de Robert Molsstraat, deed Brouwers beroep op de architecten Leopold De Coninck en Maurice Potié. Het merendeel, waaronder, woningen in de Victor Driessensstraat, Catharina Beersmansstraat, Korte Van Peltstraat, Oudekerkstraat en Haantjeslei, lijkt hij zelf te hebben ontworpen.
De woningen Brouwers, verwant met het hotel De Greef in de Lange Leemstraat, behoort tot de vroegste gezamenlijke realisaties van Léopold De Coninck en Maurice Potié, die zich pas op 1 februari 1909 officieel hadden geassocieerd. Het succesvolle architectenbureau was bijna drie decennia lang in bedrijf, tot het terugtreden van De Coninck wegens gezondheidsredenen in oktober 1937. Vóór de Eerste Wereldoorlog legden zij zich zowel toe op het klassieke burgerhuis in beaux-artsstijl, als op de pittoreske cottagevilla, die in de jaren 1920 zowat hun handelsmerk zou worden, met alleen in de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" meer dan veertig realisaties.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel onderscheidt zich door een parement uit witte natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst, met schijnvoegen op de begane grond, legt de compositie de klemtoon op het geblokte middenrisaliet. Dit laatste wordt gemarkeerd door balkons met uitgelengde consoles en postamenten, een balustrade op de eerste en een smeedijzeren borstwering op de tweede verdieping. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen. Guirlandepanelen accentueren de eerste verdieping, trigliefsleutels en onderdorpels de tweede. Een klassiek hoofdgestel oorspronkelijk met houten kroonlijst op klossen (opnieuw bekleed) vormt de gevelbeëindiging. Van het oorspronkelijke, houten schrijnwerk zijn de inkomdeur en de bovenvensters met typische roeden in het bovenlicht bewaard; smeedijzeren keldertralies en voetschraper.
De plattegrond van de drie woningen beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda de begane grond, geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc in de achterbouw. De eerste verdieping wordt ingenomen door een privé-salon, een slaapkamer en achterkamer, de tweede verdieping omvat twee slaapkamers en een achterkamer.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1909#712 (nummer 98) en 1910#330 (nummer 30).