Villa in cottagestijl gebouwd naar een ontwerp door de architecten Alfred De Leenheer en Theodoor Vercammen uit 1915. Opdrachtgever was Constant De Beukelaer, op dat moment ‘aannemer van openbare werken’, die zijn bouwbedrijf onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog omvormde tot 'horticulteur' en 'architecte-entrepreneur de jardins'. Volgens zijn briefhoofd uit 1920 legde hij zich toe op: “Plans de jardins anglais et français, paysages, constructions rustiques, serres en jardins d’hiver, décorations pour fêtes, plantations, drainage, nivellements, arbres fruitiers et d’ornement, specialité d’oeuillets et roses, graviers divers pour chemins.” Vanwege de oorlogsomstandigheden werd de villa pas voltooid na 1918.
De villa De Beukelaer behoort tot de beperkte, gezamenlijke productie van Alfred De Leenheer en Theodoor Vercammen, die in 1912 een associatie aangingen die - onderbroken door de Eerste Wereldoorlog – stand hield tot 1920. Beide hadden zich vermoedelijk ook pas in 1912 als zelfstandig architect gevestigd. De Leenheer zette zijn praktijk tijdens het interbellum verder, tot zijn overlijden in 1945. "De Wolnatie" uit 1931-1932 in de Rodestraat, is het enige nieuwbouwproject dat uit deze periode bekend is. Van Vercammen zijn na 1920 geen sporen meer teruggevonden.
Het pittoreske gebouw, ontworpen in half open bebouwing met blinde noordgevel op de perceelgrens, is ingeplant te midden van een langgerekte tuin, die aan de straat wordt afgesloten door een smeedijzeren hek met hardstenen pijlers. Opgetrokken op een onregelmatige plattegrond van twee bij drie traveeën, omvat de constructie twee bouwlagen, onder een complex, mank schild- en wolfsdak. Vandaag witgeschilderd, is vermoedelijk rood baksteenmetselwerk toegepast voor het gevelparement, verwerkt met witte natuursteen voor structurele en bewerkte onderdelen, en blauwe hardsteen voor de plint, in combinatie met overvloedig houtwerk en een leien dakbedekking. De kopgevel aan straatzijde wordt gemarkeerd door een houten bow-window met glas-in-loodramen en afdak, en een houten terrasloggia op de begane grond, een rechthoekig drielicht op de bovenverdieping en een brede dakkapel in de bedaking. Geaccentueerd door een vierkante hoektoren met leien spits, en het inkomportaal in de middenas, legt de compositie van de zijgevel de klemtoom op het zijrisaliet met afgewolfde geveltop. Dit laatste wordt gemarkeerd door lisenen op kraagstenen, een breed rondboogdrielicht op de begane grond, en rechthoekige drielichten op de verdieping en in de geveltop.
Volgens de bouwplannen wordt de plattegrond over de volledige breedte van het gebouw opgedeeld door de centraal ingeplante inkom- en traphal. De begane grond omvat een kantoor met ‘porche’ aan straatzijde, een salon met overdekt terras en de keuken annex pomphuis aan tuinzijde. Op de bovenverdieping bevinden zich drie slaapkamers en de badkamer; de dakstructuur herbergt vier zolderruimten.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1915#6479.