is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Maalderij Meskens
Deze vaststelling is geldig sinds
Het beeldbepalende gebouwenbestand van Maalderij Meskens gaat in kern terug tot 1877-1878 onder de familie Sergoynne, toen hier een stroomgraanmolen (nummer 123) werd gebouwd, die werd uitgebreid met een woonhuis ten zuidwesten (nummer 125). De site groeide verder in omvang in de loop van de 20ste eeuw en kwam tijdens het interbellum in handen van de familie Meskens. Zij hield de maalderij in werking tot circa 2010.
De oudste kern van het industriële complex situeert zich aan de straatzijde. Dit ten noordoosten ingeplante volume werd kadastraal geregistreerd in 1877 als een stoomgraanmolen. Toenmalig opdrachtgever was de weduwe van landbouwer Joannes Carolus Sergoynne-Heysseghoms. In 1878 werd dit gebouw verkocht en uitgebreid ten zuidwesten door maalder Jan Baptist Sergoynne-Maes. Beide volumes, namelijk het maalderijgebouw en het aanpalende woonhuis, zijn tot op heden bewaard en maken deel uit van de gesloten bebouwing langs de Stationsstraat.
Omstreeks 1900 werd de site verder uitgebreid door Jan Baptist Sergoynne en zijn zoon Carolus, met bijgebouwen in het achterliggende binnengebied. Het kadaster registreerde in 1909 nogmaals een vergroting. De woning en de stoomgraanmolen werden naar achter uitgebreid, aansluitend bij de bijgebouwen van rond 1900. De bebouwing kreeg zo een gesloten karakter rondom een open binnenplaats. Het kadaster vermeldde toen eveneens de uitbreiding met een stoomhoutzagerij. De onderste bouwlagen van het maalderijgebouw dat zich achter en in het verlengde van het oudste maalderijgebouw bevindt, dateren uit die periode. Mogelijk werden de woning en het bedrijfsgebouw aan de straat ook aangepast in de vroege 20ste eeuw.
In de loop van de 20ste eeuw werd het maalderijgebouw aan de binnenplaats verhoogd tot het huidige volume. In 1937 werd de maalderij overgenomen door de broers Jozef en Albert Meskens en hun zus Adolfine. Nadien, van 1944 tot 1950, registreerde het kadaster nog uitbreidingen van de bijgebouwen in het binnengebied ten zuidoosten tot een dicht bebouwd en heterogeen geheel. De gebouwen werden aangeduid als 'elektriekgraanmolen'.
Het bedrijf bleef ook nadien in familiehanden en werd overgenomen door de zonen van Jozef Meskens, namelijk Frans, Jos en Albert. Behalve het malen van graan tot bloem, verwerkte het bedrijf ook graan tot veevoeders en werden meststoffen verkocht. Het malen werd stopgezet omstreeks 2010, terwijl de verkoop nog werd verdergezet tot in juli 2016. In diezelfde periode werd een herziening opgemaakt van het BPA, waarin de percelen gelegen zijn samen met de aanpalende percelen ten noordoosten en zuidwesten. Dit BPA wil een woonproject met maximaal 70 woongelegenheden mogelijk maken op de terreinen van de vroegere maalderij. Volgens het plan bij het BPA zal hierbij enkel de maalderijtoren bewaard worden omwille van het beeldbepalende karakter in het Merchtemse centrum. Renovatie en herbestemming van de toren worden hierbij vooropgesteld. De oudste kern van de maalderijgebouwen is echter bedreigd met sloop, aangezien ze op het plan niet worden behouden en de rooilijn achteruit wordt geschoven ten opzichte van de straat.
De beschrijving van de gebouwen dateert van het moment van inventarisatie anno 2015. Het gebouwencomplex bestaat aan de straatzijde uit de voormalige molenaarswoning ten zuidwesten en de industriële gebouwen van de toenmalige stoomgraanmolen, maalderij en houtzagerij ten noordoosten. Een poortdoorgang leidt tot de geplaveide, grotendeels open binnenplaats. In het verlengde van het oudste maalderijgebouw strekken zich bedrijfsgebouwen uit langs de binnenplaats, waaronder een grootschalige maaltoren. Verder ten oosten en zuidoosten bevinden zich werkplaatsen, magazijnen en recentere, aangebouwde opslagplaatsen.
De voormalige molenaarswoning is opgevat als een breedhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak (mechanische pannen, nok evenwijdig aan de straat). De lijstgevel op breukstenen plint, wordt regelmatig geopend in de vier rechter traveeën, terwijl de linkertravee breder is uitgewerkt en de doorgang vormt tot de binnenplaats. Een bewaarde, houten toegangspoort sluit de doorgang af. Het baksteenparement is heden wit geschilderd op een gepikte plint. De beschildering is verweerd en vertoont sporen van de onderliggende, voormalige afwerking die bestond uit een kalei in ossenbloed, verlevendigd met geaccentueerde horizontale banden, vensteromlijstingen en sluit- en aanzetstenen boven de muuropeningen. In de borstweringen van de bovenvensters zijn banden bewaard, ingevuld met decoratieve tegeltableaus. De getoogde vensters bewaren de hardstenen lekdrempels en het oorspronkelijke houten schrijnwerk. De benedenvensters waren voorheen beluikt, zie bewaarde luikduimen. Het bovenvenster in de tweede linkertravee is blind. De toegang in de middelste travee is bereikbaar via hardstenen treden. Deze bewaart eveneens de oorspronkelijke houten toegangsdeur onder een tandlijst, geopend met getraliede deurroosters, en onder een getoogd bovenlicht.
De sobere achtergevel is opgevat als een verankerde baksteenbouw, voorzien van een witte beschildering en een grijs geschilderde plint. De lijstgevel wordt afgelijnd door een getrapte baksteenlijst. De rechthoekige vensters onder houten lateien en voorzien van hardstenen lekdrempels, bewaren eveneens hun houten schrijnwerk. Het linkerbovenvenster is afgesloten met tralies.
Het bedrijfsgebouw van de voormalige maalderij en houtzagerij sluit ten noordoosten aan op de woning. De verankerde baksteenbouw van twee traveeën en drie bouwlagen, heeft dezelfde kroonlijsthoogte als de woning en is ook gelijkaardig afgewerkt. De witte beschildering en gepikte plint vertonen eveneens sporen van de decoratieve afwerking in ossenbloedrood. Het volume wordt asymmetrisch geopend door rondboogvormige muuropeningen, waarbij vier vensters het oorspronkelijke schrijnwerk met ijzeren roedeverdeling bewaren. Een laag, houten toegangspoortje is bewaard in de rechtertravee. In de doorgang is het gebouw toegankelijk via twee rechthoekige, houten deuren onder houten lateien, waarbij de verste is voorzien van een rondboogvormige ontlastingsboog.
In het interieur zijn op het moment van inventarisatie de cilindermolens voor de bloemproductie bewaard. De maalderij beschikte kort na de Tweede Wereldoorlog over de eerste cilindermolen met pneumatische aandrijving in België. De machines zijn vervaardigd door de firma 'Daverio & Cie S.A., Zurich'.
Het maalderijgebouw werd ten zuidoosten uitgebreid in de vroege 20ste eeuw, met gebouwen die de binnenplaats afsluiten. Initieel was deze aanbouw slechts twee tot drie bouwlagen hoog, zichtbaar in het oorspronkelijke bakstenen metselwerk in kruisverband. Later werd het volume verhoogd tot een monumentaal volume van zes bouwlagen en een verhoogd middendeel, onder platte daken. Het functioneel uitgewerkte gebouw is relatief gesloten en geopend met enkele rechthoekige vensters met bewaarde ijzeren roedeverdeling. Heden is een golfplaten afdak voorzien aan de zijde van de binnenplaats. Ten zuidoosten sluit hierop een bakstenen magazijn onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat) aan, dat op basis van het metselwerk in kruisverband ook gesitueerd kan worden in de vroege 20ste eeuw.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Stationsstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Maalderij Meskens [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304002 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.