Ruïne van een stenen grondzeiler, Westmeersmolen genaamd, gelegen ten westen van de Puyenbrug, ten noorden van de Zuidlede. Deze molen was in 1819 opgetrokken als een ronde bakstenen poldermolen, zowel voor de afwatering als voor de bevloeiing van de omgevende meersen door middel van een scheprad.
Tot aan de Franse Revolutie bleven de meersen langs de Zuidlede in eigendom van het kapittel van Sint-Baafs uit Gent. In 1798 werden de goederen van het kapittel geconfisqueerd en openbaar verkocht. De bezittingen van de abdij tussen de Moervaart en de Zuidlede werden grotendeels opgekocht door twee rijke Gentenaars, waaronder de advocaat Ferdinand Ottevaere (1766-1863).
In vergelijking met de gronden langs de Moervaart genereerden deze hooilanden een lagere opbrengst. Daarom liet Ottevaere in 1819 er een nieuw irrigatie- en drainagesysteem aanleggen met een bijhorend pompgemaal. Het water van de Zuidlede werd in dit systeem opgepompt naar een spaarbekken en van daaruit verdeeld over de hooilanden via sluizen en een netwerk van sloten. Door het terrein te nivelleren en onder te verdelen in met dijken afgesloten compartimenten, konden de gronden gecontroleerd bevloeid worden en kon eveneens het overtollige water afgevoerd worden. Op de kaarten van Popp (1842-1880) en Vandermaelen (rond 1850) wordt de molen op deze locatie aangeduid als "Westmeerschmolen".
Na de dood van Ottevaere in 1863 raakte de molen in verval. In 1896 wordt de molen reeds beschreven als puin. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikten Duitse militairen de molen als schietschijf. Na de oorlog kwamen boeren er stenen halen om stallen mee te bouwen en wegen mee te verharden. Vandaag is een verticaal gehalveerde molenromp bewaard.
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Van Driessche, Thomas; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Van Driessche T. & Lanclus K. & Verbeeck M. 2020: Restant van Westmeersmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/359461 (geraadpleegd op ).
Ten westen van Puyenbrug nabij de Zuidlede en in een hoek gemaakt door twee vanaf Puyenbrug vertrekkende populierendreven: puin van waterwindmolen "Westmeersmolen". Oorspronkelijk een ronde bakstenen poldermolen, opgetrokken in 1819 zowel voor de afwatering als de bevloeiing van de omgevende landerijen (door middel van een scheprad).
De oprichting gebeurde op initiatief van advocaat Ferdinand Ottevaere (1766-1863), die een deel van de hooilanden langs de Zuidlede, die voorheen eigendom waren van het kapittel van Sint-Baafs, had aangekocht na de confiscatie ervan omstreeks 1798. Omwille van de lagere opbrengst van deze landen in vergelijking met de gronden langs de Moervaart, liet hij in 1819 grote werken uitvoeren, namelijk de aanleg van een nieuw irrigatie- en drainagesysteem met pompgemaal. Het water van de Zuidlede werd in dit systeem opgepompt naar een spaarbekken en van daaruit verdeeld over de hooilanden via een netwerk van sloten. Door het terrein te nivelleren en onder te verdelen in met dijken afgesloten compartimenten, konden de gronden gecontroleerd bevloeid worden en kon eveneens overtollig water afgevoerd worden. Op 19de-eeuwse historische kaarten (Popp en Vandermaelen) wordt de molen op deze locatie aangeduid als "Westmeerschmolen".
Na de dood van Ottevaere raakte de molen in verval. In 1896 reeds beschreven als puin en vermoedelijk sindsdien verticaal gehalveerd, zoals de molenromp tot heden als ruïne is bewaard.
Auteurs: Van Driessche, Thomas; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Driessche T. & Lanclus K. & Verbeeck M. 2017: Restant van Westmeersmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195244 (geraadpleegd op ).
Ten westen van Puyenbrug nabij de Zuidlede en in een hoek gemaakt door twee vanaf Puyenbrug vertrekkende populierendreven: puin van waterwindmolen "Westmeersmolen". Oorspronkelijk een ronde bakstenen poldermolen, opgetrokken in 1819 zowel voor de afwatering als de bevloeiing van de omgevende landerijen (door middel van een scheprad). In 1896 reeds beschreven als puin en vermoedelijk sindsdien verticaal gehalveerd.
Bron: LANCLUS K. & VERBEECK M. 1993: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Evergem - Lochristi, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Lanclus K. & Verbeeck M. 1993: Restant van Westmeersmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195243 (geraadpleegd op ).