Appartementsgebouw, ontworpen in 1931 door de Borgerhoutse architect Gustaaf Van Meel in opdracht van A. Bruyns. In 1926 ontwierp Van Geel al de driegevelvilla waarin Bruyns woonde, gelegen in dezelfde wijk als dit opbrengsteigendom. Beide woningen zijn getypeerd door een eigentijdse, verzorgde bouwstijl, representatief voor het oeuvre van Van Meel.

Waar de villa van Bruyns representatief is voor het vroege oeuvre van Gustaaf Van Meel, nog duidelijk in art-decostijl, getuigt het appartementsgebouw in de Bosschaert De Bouwellei van het zakelijke baksteenmodernisme waarvoor Van Meel vanaf de jaren 1930 kiest. Daarin is de invloed afleesbaar van de architectuur van Frank Lloyd Wright en Willem Marinus Dudok.

Naar het einde van de jaren 1930 toe liet hij zich vooral opmerken met parochiekerken en ziekenhuizen in versoberde baksteenarchitectuur met een robuust karakter, zoals de Sint-Jozefskerk te Merksem, en de Sint-Augustinuskliniek te Wilrijk. In de Nieuw-Parkwijk "Den Brandt" realiseerde Van Meel samen met Dens de villa Lecluyse-Langmans uit 1936 aan de Della Faillelaan, en de woning van H. Bruyns uit 1937 aan de Sorbenlaan, misschien wel familie van A. Bruyns uit Deurne.

Appartementsgebouw van drie traveeën en drie bouwlagen onder platte bedaking. Lijstgevel met hardstenen plint en parement van gele baksteen met Dudokvoegen, afgewisseld met brede gecementeerde stroken. Deze gevelbrede stroken bepalen het horizontale karakter van de gevel en verbinden op de symmetrisch ingedeelde verdiepingen telkens de drie rechthoekige vensteropeningen, daarbij nog verstrekt door doorlopende natuurstenen onder- en bovendorpels.

De begane grond wijkt in haar indeling af van de bovengevel, met in de linkertravee de brede rechthoekige garagepoort, en rechts twee smalle deuren en een tussenliggende vensteropening, eveneens rechthoekig. De uiterst rechtse deur geeft toegang tot de gang en het trappenhuis voor de appartementen op de verdiepingen, de deur die centraal in de gevel zit, bedient het gelijkvloerse appartement, waarvan de woonkamer verlicht wordt door het brede tussenliggende venster. Deze drie muuropeningen samen worden door een natuurstenen luifel verbonden, tevens tussendorpel waarboven zich de bovenlichten van deuren en venster bevinden. Het verzorgde houten schrijnwerk van de centrale deur en de vierdelige garagepoort is bewaard; het schrijnwerk van de vensters is vervangen.

Het appartementsgebouw herbergt drie appartementen en een grote garage. De door de stedenbouwkundig voorschriften opgelegde voortuin is verhard; het spits toelopende perceel biedt achter de woning plaats voor een tuin. De woning is volledig onderkelderd; de kelder bestaat uit drie gescheiden kolenkelders onder de deurtraveeën, en een grote gemeenschappelijke bergruimte. Op de begane grond zit in de linkertravee een grote garage, van waaruit een trap leidt naar de kelder. Rechts van de garage ontvouwt zich een tweekamerappartement met een enkelhuisplattegrond: achter de centrale voordeur een smalle gang waarnaast zich twee in elkaar overlopende woonkamers ontvouwen, met achteraan in een smalle achterbouw de keuken en een overdekt terras met wc. Een trap achterin, vanuit de keuken, leidt naar een kleine slaapkamer die zich op de verdieping van de aanbouw, boven de keuken bevindt.

Rechts naast de rechthoekige kamers van dit appartement zit een naar achter toe versmallende gang met achteraan het trappenhuis naar de bovenliggende appartementen. De versmalling van de gang vangt de spits toelopende vorm van het perceel op. Op elke verdieping eenzelfde ruim appartement met een vrije indeling, geschikt rond een centrale hal met wc en vestiaire. De brede linker travee van elk appartement biedt ruimte aan twee grote, in elkaar overlopende woonkamers. De keuken bevindt zich aan tuinzijde, uitgevend op een klein terras. De twee slaapkamers ten slotte zijn naast elkaar aan straatzijde gepositioneerd, en zowel met elkaar als met de woonkamer en de hal verbonden. Opvallend is dat er geen badkamer wordt voorzien op de plannen.