Burgerhuis in eclectische stijl met neoclassicistische inslag, in 1908 gebouwd in opdracht van natiebaas Edward Van Reeth – Vanden Broeck. Bouwdossiers bleven in het district Deurne pas vanaf 1920 bewaard, waardoor de identiteit van de architect zich vooralsnog niet laat achterhalen.
De woning werd opgericht tijdens de eerste grote bouwcampagne in de Lundenstraat, voor 1921 Molendreef en Molenstraat genaamd. Deze campagne ving aan met de verharding van de Molendreef omstreeks 1905 en eindigde abrupt na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Qua bouwhoogte en schaal sluit het burgerhuis aan bij de andere rijwoningen in de gevelwand, maar ze onderscheidt zich in het straatbeeld door haar verzorgde stijl, rijke decoratie, en gaaf bewaarde buitenschrijnwerk.
De onderkelderde rijwoning telt twee bouwlagen onder een leien pseudomansarde met geprofileerde houten daklijst en twee neoclassicistische dakvensters met rondboograam, driehoekig fronton en gecanneleerde vleugelstukken in voluutvorm. De lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd geel baksteenparement in kruisverband met platvolle voeg, rustend op een hoge plint in blauwe hardsteen met kelderopeningen in de vensterborstweringen. Het parement is contrasterend doorspekt met banden en strekken van oranjerode baksteen, terwijl witte natuursteen werd aangewend voor onder meer de puilijst, lekdrempels, architraaf, lateien, en aanzetstenen. Verder is de gevel met sgraffitowerk verrijkt: bloemenranken in de boogvelden boven de deur en vensters op de begane grond, en een 'drietulp'-variant in art-nouveaustijl op verdiepte panelen onder de etagevensters en architraaf, vandaag sterk verweerd.
Symmetrisch en axiaal van opzet, wordt de opstand geleed door een forse puilijst, cordonvormende lekdrempels, en een klassiek hoofdgestel. Een zijdelings ingeplante verhoogde en verdiepte toegangsdeur doorbreekt de regelmaat van de compositie die is opgebouwd uit drie rechthoekige muuropeningen onder geprononceerde lateien op de begane grond, en twee getoogde openingen op de verdieping. Deur- en vensteropeningen zijn hoog en smal uitgevoerd. Een elegante, geprofileerde houten kroonlijst met hoefvormige klossen beëindigt de gevel.
Van het originele kwaliteitsvolle houten deur- en vensterschrijnwerk bleven op de begane grond de voordeur met paneelwerk, gehamerd glas, en gesmeed deurrooster bewaard, evenals de guillotineramen met typische doorhangende roedeverdeling. De dakvensters en de ramen van de bovenbouw lijken goed benaderende kopieën van het oorspronkelijke schrijnwerk te zijn. Behouden zijn ook de gesmede diefijzers in de kelderopeningen. De gietijzeren voetschraper naast de deur werd verwijderd.
De oorspronkelijke plattegrond laat zich niet op basis van bouwplannen reconstrueren, maar globaal moet de indeling hebben beantwoord aan de klassieke typologie van het burgerhuis: een hoofdvolume met woon- en slaapvertrekken; een smalle achterbouw, al dan niet in entresol, waarin secundaire ruimten als keuken, toilet en pompplaats zijn ondergebracht; en een zijdelings ingeplante inkom- en traphal die het geheel ontsluit.
- Archief Turninum vzw Deurne, Postkaarten van Deurne, Deurne - Centrum, Lundenstraat nummer 02-10-015.
- Kadasterarchief Antwerpen, Mutatieschetsen Deurne, Afdeling IV Sectie A, 1908/9.
- Kadasterarchief Antwerpen, Leggers Deurne, Afdeling IV Sectie A, artikel 1809.