Architect Adolphe Van Coppernolle ontwierp deze burgerwoning in art deco in 1927 voor Paula en Madeleine De Bosschere uit de Maalderstraat 40.
De woning is representatief voor het rijpe oeuvre van Adolphe Van Coppernolle, wiens carrière begin jaren 1900 van start ging. Vanaf de vroege jaren 1920 liet Van Coppernolle zich opmerken met gebouwen in een zuivere, vooruitstrevende art-decostijl, waaronder een van de meest stijlvolle voorbeelden in Antwerpen, de club "Claridge" uit 1930 in de Anneessensstraat.
De woning Debosschere is een bescheiden woning, die zich echter laat opmerken door een strakke, stijlzuivere art deco, waarvan de stijlkenmerken zich niet enkel tot de decoratie beperken. De woning telt twee traveeën en twee bouwlagen onder een mansardedak met leien dakschild. De bakstenen gevel is subtiel geritmeerd door wisselende metselverbanden, die op de begane grond de smalle rechthoekige muuropeningen visueel verlengen, en de verdieping een speels effect verlenen door de bakstenen banden. De brede begane grond heeft een zware driezijdige, bakstenen erker, die hoger oploopt om te fungeren als balkonleuning. Rechthoekige voordeur in de smalle linker travee, bereikbaar met drie hardstenen treden, overschaduwd door een hardstenen luifel waarboven een rechthoekig bovenlicht zit. Op de verdieping zitten twee rechthoekige vensters met eenvoudige rollaag.
Opvallend detail is de aparte afwerking van de hardstenen elementen in de gevel: zowel de met bossage afgewerkte plint als de luifel boven de deur, de dorpel van het bovenvenster en de afdeklijst van de balkonleuning zijn ruw en onregelmatig afgewerkt. Dit gaat stilistisch goed samen met de afsluiting van de voortuin, bestaande uit een hekwerk in cementrustiek op een hardstenen muurtje in bossage. Het schrijnwerk van de deur, in ongeschilderd hout en met verticaal deurlicht, en van de vensters, met houten roedeverdeling in de bovenlichten, is gaaf bewaard. Het brede vierlicht in het mansardedak kreeg nieuw schrijnwerk. De bouwplannen tonen dat het binnenschrijnwerk van tussendeuren en trap, net als de ramen en deuren in de achtergevel, met evenveel zorg als dat in de voorgevel werden uitgewerkt.
De plattegrond toont een traditionele enkelhuisindeling, zoals gangbaar sinds de 19de eeuw voor de stedelijke rijwoning: in de smalle deurtravee een gang met trappenhuis, in de brede venstertravee een enfilade van twee woonkamers en overdekt terras, een smalle uitbouw achter de gang herbergt keuken en wasplaats. In de kelder bergruimtes, onder meer voor kolen. Op de verdiepingen zijn slaapkamers voorzien: op de eerste verdieping drie slaapkamers en een kleine badkamer die zich voor het trappenhuis bevindt, aan straatzijde, en op de mansarde drie zolderkamers.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 329 # 2845.