Burgerhuis in art-nouveaustijl gebouwd on opdracht van de weduwe J. Petré, naar een ontwerp door Constant Lixon uit 1907. Het gebouw is representatief voor het vroege werk van de architect, zoon van de aannemer Frans Constant Lixon-Van Zurk, die actief was van eind jaren 1890, mogelijk tot de latere jaren 1940. Uit de periode vóór de Eerste Wereldoorlog zijn een beperkt aantal burgerhuizen bekend, zowel in conventionele neoclassicistische stijl als in gematigde art nouveau. Deze laatste onderscheiden zich vooral door de kleurrijke baksteenparementen.
Met een gevelbreedte van twee traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een gemansardeerd zadeldak met dakkapellen. De lijstgevel heeft een parement uit gele baksteen in kruisverband, geaccentueerd door witte en groene geglazuurde baksteen voor speklagen en ontlastingsbogen. Witte natuursteen is gebruikt voor de gebogen puilijst en lekdrempels met spuwer, blauwe hardsteen voor de plint. Opvallend zijn de mozaïeken uit roomkleurige Silezische brikken, die geometrische figuren vormen op de penanten, een effectvol decoratief schema dat Lixon wel vaker toepast. Daarnaast onderscheidt de gevelopstand zich vooral door de kleurrijke art-nouveau-sgraffito’s met vrouwenhoofd in profiel, op de borstwering van de tweede verdieping. Deze zijn van de hand van de Brusselse architect en sgraffitokunstenaar Paul Cauchie, en tonen een sterke verwantschap met de panelen van een door aannemer Adriaan Brosens gebouwde woning uit hetzelfde jaar in de Juliaan Dillensstraat. Geleed door de puilijst en axiaal van opzet, beantwoordt de compositie aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van getoogde deur- en vensteropeningen. De eerste verdieping wordt afwijkend van het gevelontwerp gemarkeerd door een brede vensterpartij met ijzeren latei, voorzien van een Frans balkon met gebuikte ijzeren borstwering. Voor deze planwijziging werd nog in 1907, kort na het verkrijgen van de eerste, een bijkomende vergunning aangevraagd. Een houten kroonlijst op consoles, en dakkapellen met driehoekig fronton vormen de gevelbeëindiging. Vernieuwd schrijnwerk; behouden smeedijzeren keldertralie en de gietijzeren voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1907#1494 en 1907#1761.