Geheel van drie gekoppelde burgerhuizen in neoclassicistische stijl, gebouwd in opdracht van de ondernemer Eugène Bollekens, naar een ontwerp door de architect François Bollekens uit 1901. Vader en zoon Bollekens hadden eerder al enkele gelijkaardige vastgoedprojecten gerealiseerd in de Clementinastraat.
Het project behoort tot het vroege oeuvre van François Bollekens, die in Antwerpen als architect actief was van de late jaren 1880 tot eind jaren 1920. Over zijn loopbaan en architectuurproductie is verder weinig bekend. Zijn vader Eugène en diens broer François Bollekens, richtten in 1858 de industriële schrijnwerkerij Ateliers de Construction E. & F. Bollekens Frères op, gevestigd in de Pelikaanstraat, en gespecialiseerd in de productie van sierlijsten, jaloezieën, rolluiken en winkelpuien. Omstreeks 1910 werd het bedrijf onder de naam Jéro ook actief in de vliegtuigbouw.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels, geblokt op de begane grond en met schijnvoegen op de bovenverdiepingen, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Gekoppeld volgens repeterend schema, beantwoordt het gevelfront aan een symmetrisch opzet, opgebouwd rond een licht geaccentueerd en hoger opgetrokken middenpand. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas, in het middenpand uitgewerkt als risaliet. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon met consoles en doorgetrokken balustrade, verder door een driehoekig fronton in de zijpanden, en een entablement met balustrade in het middenpand. De opstanden beantwoorden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige of getoogde muuropeningen, de bovenvensters en de inkomdeur met bovenlicht in geriemde omlijsting tot op imposthoogte. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst, gekornist in het middenpand, vormt de gevelbeëindiging. Het oorspronkelijke houten schrijnwerk is integraal bewaard, op de inkomdeur van nummer 30 en de bovenste vensters van nummer 34 na. Van de souterrains met getraliede openingen is enkel het nummer 34 bewaard, inclusief de gietijzeren voetschraper; de souterrains van de nummers 30 en 32 werden verbouwd tot garage.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1901#1361.