Geheel van drie burgerhuizen in eclectische stijl, voor eigen rekening gebouwd door Guillaume Rooses, naar een ontwerp uit 1907. Het vastgoedproject behoort tot het rijpere oeuvre van de architect, die actief was vanaf omstreeks 1890 tot zijn overlijden in 1922. In het overgrote deel van zijn productie bleef hij al die tijd trouw aan een veeleer conventioneel, klassiek geïnspireerd stijlidioom.
Guillauma Rooses realiseerde tijdens de jaren 1890 en 1900 meerdere van dergelijke kleine vastgoedprojecten met een kwalitatief hoogstaande architectuur, sommige in opdracht van zijn vader de aannemer Petrus Joannes Rooses, andere voor zichzelf. Zijn eerste vastgoedproject voor eigen rekening, een geheel van drie burgerhuizen en een winkelpand op de hoek van Gounodstraat en Constantia Teichmannplaats, realiseerde hij in 1891 op 23-jarige leeftijd. In 1895 volgde zijn statige architectenwoning in neo-Vlaamserenaissance-stijl, en een aanpalend winkelpand op de hoek van Gounodstraat en Peter Benoitstraat. Het eigen bouwbedrijf van vader en zoon Rooses voerde al deze werken uit.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een zadeldak. Het hoger opgetrokken nummer 54 onderscheidt zich door een volwaardig souterrain en een rijker geveldecor; de nummers 56 en 58 zijn op de kleur van het metselwerk na identiek. De volgens repeterend schema gekoppelde lijstgevels, hebben een verzorgd parement uit baksteenmetselwerk in kruisverband, alternerend geel en rood van kleur. Witte natuursteen is gebruikt voor waterlijsten, speklagen, hoekblokken, lateien, sluitstenen, balkons, balustrades, deurentablementen en consoles, en blauwe hardsteen voor de bewerkte plint. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon met balustrade en consoles. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters. De inkomportalen met bovenlicht zijn respectievelijk rondbogig, getoogd of spiegelbogig van vorm, geaccentueerd door een gestrekt entablement met meanderfries op consoles in neo-Vlaamserenaissance-stijl. Nummer 54 onderscheidt zich door gebeeldhouwde maskerkopsleutels, vensternissen met pilasters, en een tweede middenbalkon met doorgetrokken balustrade op de tweede verdieping. Nummers 56 en 58 hebben op beide bovenverdiepingen doorgetrokken balustrades, en in de topgeleding boogvelden met waterlijst, diamantkopsleutel en sgraffitopaneel. Deze laatste verbeelden een sterrenhemel en een stralende zon als symbool voor nacht en dag in de uiterste traveeën; door beschadiging nog moeilijk leesbaar, is de voorstelling in de middentraveeën onduidelijk. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen, tandlijst en consoles vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeuren en vensters met kleine roeden in het bovenlicht is integraal bewaard, evenals de smeedijzeren keldertralies met rozetten, en één gietijzeren voetschraper.
De plattegronden van de drie panden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1907#853.