Burgerhuis in neoclassicistische stijl, te dateren omstreeks 1880. Het bouwdossier werd niet teruggevonden, bouwheer, ontwerper noch aannemer zijn gekend.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met geblokte begane grond, rust op een hoge plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een entablement en een balkon met consoles en ijzeren borstwering. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, de vensters met onderdorpel en op de bovenverdiepingen in geriemde omlijsting. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies en voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.