Twee gelijkaardige burgerhuizen in neoclassicistische stijl, volgens de bouwaanvragen uit 1900 kort na elkaar opgetrokken in opdracht van respectievelijk Victor Brusselairs (nummer 26) en Victor Speleers (nummer 28). Ontwerper noch aannemer vallen uit de bouwdossiers af te leiden.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvatten de rijwoningen twee bouwlagen onder een mansardedak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met geblokte begane grond, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst, legt de compositie telkens de klemtoon op het geblokte middenrisaliet. Dit laatste wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon met consoles, een doorgetrokken balustrade of ijzeren borstwering, en bekroond door een dakkapel met klauwstukken en driehoekig fronton (verwijderd in nummer 26). Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, de bovenvensters in geriemde omlijsting. Een klassiek hoofdgestel met gekorniste houten kroonlijst, op modillons of klossen in het risaliet, vormt de gevelbeëindiging, en zinken oeils-de-boeuf flankeren de dakkapel; bewaarde leien dakbedekking met sierpatroon in nummer 28. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters bleef enkel behouden in nummer 28; smeedijzeren keldertralies en gietijzeren voetschrapers.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1900#678 (nummer 26) en 1900#767 (nummer 28).