Op het gehucht Sint-Elooi zijn nog twee mijnkraters overgebleven van zes bijna gelijktijdige, Britse mijnexplosies van 27 maart 1916. Een gedenkteken op het nabijgelegen rondpunt herinnert aan deze mijnenslag. Het landschap is er licht glooiend.
Sint Elooi bevond zich sinds de gevechten rond Ieper tussen oktober-november 1914 pal op de frontlijn. De frontlijn zou hier bijna drie jaar stand houden. Maar dat betekent niet dat het hier rustig toeven was. Integendeel, in de drie frontjaren (november 1914-juni 1917) gingen weinig maanden voorbij zonder een aanval of de ontploffing van één of andere mijn. Het was één van de veertien sites in de Ieperboog waar een nerveuze mijnenoorlog werd uitgevochten.
Even ten zuiden van het gehucht lag langs de Rijselseweg een aarden hoop waar in de 18de eeuw nog een windmolen had gestaan. De Britten noemden dit molenrelict de Mound. Omdat het boven elke andere positie in dit lichtglooiende landschap uitstak, was dit een uitstekende plaats voor een observatiepost. Die functie had het ook toen de Britten in januari 1915 de sector rond de Mound van de Franse 32ste divisie overnamen. Omwille van zijn strategisch belang werd het punt een conflicthaard tussen Britten en Duitse legertroepen. In maart 1915 namen de Duitsers de positie op en rondom de Mound in. Door de vele beschietingen had het wel al veel van zijn oorspronkelijke hoogte verloren.
Rondom Sint-Elooi werden tijdens de oorlog heel wat mijnen onder de vijandelijke stellingen tot ontploffing gebracht. De Duitsers lieten in maart 1915 op Sint-Elooi hun eerste mijn onder de geallieerde posities ontploffen. In de volgende twaalf maanden zouden de Britten maar liefst 13 mijnen en 29 'camouflets' tot ontploffing laten brengen, de Duitsers 20 mijnen en 2 'camouflets'. Al van in een vroeg stadium sloeg de oorlog hier ondergronds toe. Hij zou nog verder escaleren in 1916 en 1917.
Op 27 maart 1916 werden zes Britse mijnen tot ontploffing gebracht, het begin van de Slag om Sint-Elooi (die tot 20 april 1916 duurde). Die mijnen waren daar geplaatst door de 172ste Tunnelling Company, die hiervoor de graafwerkzaamheden had gestart in augustus 1915. Vanuit de voorste linies lieten de tunnelers schachten in de bodem zakken tot op een diepte van 15 à 18m. Van daaruit vertakten ondergrondse galerijen naar verschillende plaatsen onder de Duitse stellingen. Begin maart waren de tunnels en zes kamers met springladingen klaar. Op een front van 550 meter werden 6 mijnen geplaatst, met ladingen tussen 270 kg en 14 ton ammonal. Doel van de actie was om de hoogte, op Britse stafkaarten aangeduid met The Mound te veroveren, want deze heuvel was een uitstekende observatiepost en een ideale uitvalsbasis voor een mogelijke aanval.
Na de explosie van de zes mijnen, telkens met enkele seconden tussentijd, bleef van de Mound alleen een gapend gat in de grond over. De zwaarste springlading veroorzaakte een krater van 15m diep, 54m doorsnede, en een lip van ongeveer 6m boven het maaiveld. Twee Duitse compagnieën van het 18de Reserve Jäger bataljon werden letterlijk weggeblazen. De mijnexplosies vormden het startschot voor een klein offensief op en rond St-Elooi, dat ruim drie weken duurde. Er werd hevig slag geleverd voor de inname van de kraters. Hoe verwoest het landschap erbij lag, tonen de vergissingen aan die de troepen maakten bij de inname van kraters. Twee keer vergisten Britten (3de divisie) en Canadezen (20ste divisie) zich van krater, bij gebrek aan herkenningspunten in het landschap. Geallieerde en Duitse aanvallen wisselden elkaar af, kraters gingen over en weer. Maar het uiteindelijke resultaat was dat de geallieerden, na 24 uitputtende dagen strijd, naar hun oorspronkelijke posities van 27 maart waren teruggedreven.
Tijdens deze slag, die uiteindelijk geen terreinwinst opleverde, zouden er 320 doden, 1750 gewonden en 160 vermisten zijn aan geallieerde zijde, 480 doden, 600 gewonden, 460 vermisten en 490 krijgsgevangenen aan Duitse zijde. Dit alles speelde zich af op een morzel grond van hooguit 3,5 hectare. In deze omgeving werd ook een dieptemijn tot ontploffing gebracht tijdens de beruchte mijnenslag van 7 juni 1917.
Van het met kraters en granaattrechters, gepokt en gemazelde landschap rondom St-Elooi werd na de oorlog het merendeel genivelleerd. Enkel de mijnkrater van de dieptemijn van 7 juni 1917 en twee kraters van de explosies van 27 maart 1916 liggen heden nog als waterplassen in het landschap. De mijnschacht van waaruit de kraters van 27 maart 1916 ontstonden, vertrok vanuit het bosje ten noorden van deze kraters langs de Eekhofstraat. Over de bewaartoestand is niets bekend.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2016: Mijnkraters 27/3/1916 Sint-Elooi [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193781 (geraadpleegd op ).
Op het gehucht Sint-Elooi zijn nog twee mijnkraters overgebleven van de mijnenslag van 27 maart 1916. Ze bevinden zich op 200 meter ten zuidoosten van het rondpunt, ten noorden van het kruispunt van de Rijselseweg met de Eekhofstraat. Een gedenkteken op het rondpunt herinnert aan deze mijnenslag.
Rondom Sint-Elooi werden tijdens de oorlog heel wat mijnen onder de vijandelijke stellingen tot ontploffing gebracht. De Duitsers lieten in maart 1915 op Sint-Elooi hun eerste mijn onder de geallieerde posities ontploffen. In de volgende twaalf maanden zouden de Britten maar liefst 13 mijnen en 29 'camouflets' tot ontploffing laten brengen, de Duitsers 20 mijnen en 2 'camouflets'.
Op 27 maart 1916 werden ze Britse mijnen tot ontploffing gebracht, het begin van de Slag om Sint-Elooi (die duurde tot 16 april 1916). Die mijnen waren daar geplaatst door de 172ste Tunnelling Company, die hiervoor de graafwerkzaamheden gestart hadden in augustus 1915. Doel van de actie was om de hoogte, op Britse stafkaarten aangeduid met 'The Mound' te veroveren, want deze heuvel was een uitstekende plaats om de Duitse stellingen te observeren en een ideale uitvalsbasis voor een mogelijke aanval.
Aanvankelijk kon de Britse '3rd Division' (gesteund door de '7th Belgian Field Artillery') na de ontploffing van de mijnen vooruitgang boeken, maar uiteindelijk zou de Canadese '2nd Division', 20 uitputtende dagen later, naar de oorspronkelijke posities van 27 maart teruggedreven worden.
Tijdens deze slag, die uiteindelijk geen terreinwinst opleverde, zouden er 320 doden, 1750 gewonden en 160 vermisten zijn aan geallieerde zijde, 480 doden, 600 gewonden, 460 vermisten en 490 krijgsgevangenen aan Duitse zijde.
In deze omgeving zou ook een dieptemijn tot ontploffing gebracht worden tijdens de beruchte Mijnenslag van 7 juni 1917.
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Mijnkraters 27/3/1916 Sint-Elooi [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393466 (geraadpleegd op ).