Burgerhuis in art-decostijl gebouwd in opdracht van mevrouw J. De Wandeleer, naar een ontwerp door de architect Jan De Braey uit 1937. woning verving de pas in 1927 opgerichte garage met chauffeurswoning van het voormalige hotel Fuchs op de Mechelsesteenweg, waar De Wandeleer op het moment van de bouwaanvraag was.
De woning behoort tot bouwprojecten waarmee Jan De Braey midden jaren 1930 een nieuwe wending gaf aan zijn toen al succesvolle loopbaan. Na zijn debuut op het architectenbureau van vader Michel De Braey vanaf omstreeks 1920, was hij geassocieerd met de architect Alfred Portielje vermoedelijk van 1926 tot 1934. Het bureau legde zich vooral toe op de bouw van appartementsgebouwen van hoge standing, een nieuwe typologie in de jaren 1920, maar ontwierp daarnaast ook burgerhuizen en villa’s voor de betere kringen. Tot hun vroegste en meest prestigieuze realisaties behoort de Résidence "Sans Souci", een statig complex in beaux-artsstijl aan de Belgiëlei uit 1926. Samen met de architect Florent Vaes tekenden Portielje en De Braey in datzelfde jaar voor het imposante flatgebouw op de hoek van de Jan Van Rijswijcklaan en de Jan De Voslei, in een meer eigentijdse, zakelijke art-decostijl. De Braey opereerde vanaf 1935 op zelfstandige basis, en concentreerde zich tijdens de jaren 1950 op flatgebouwen van een conventioneel standaardtype met name in opdracht van de bouwpromotor François Amelinckx, en de haveninstallaties van de rederijen Compagnie Maritime Belge en Agence Maritime Internationale aan het Leopolddok.
Met een gevelbreedte van twee traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen oorspronkelijk onder een plat dak, verhoogd met een pseudo-mansarde in 1982. De sobere lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in halfsteens verband met schaduwvoegen, in combinatie met witte natuursteen voor de bow-window en pui. Het portaal met zijlichten en waterlijst wordt geflankeerd door de garagepoort, beide in Engels geïnspireerde tudorboogvorm. Axiaal van opzet, markeert een brede, oplopende bow-window met geprofileerde basis over de volledige hoogte de bovenbouw. Een gebogen, houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging. Het gevernist houten schrijnwerk van de inkomdeur, zijlichten, garagepoort en bow-window zijn bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk met vervlochten ringen van de zijlichten.
De L-vormige plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, die wordt ontsloten door de zijdelings ingeplante traphal. De begane grond biedt volgens de bouwplannen ruimte aan de vestibule met vestiaire, een garage voor twee wagens, en twee kamers geïsoleerd in de achterbouw. Een enfilade van salon, hall, eetkamer en terras beslaat de bel-etage, met in de achterbouw het dienstcompartiment bestaande uit de office, de keuken met terras en de meidenkamer. Op de tweede verdieping bevinden zich rond de nachthal met inbouwkasten en bovenlicht, de grote slaapkamer en de ‘chambre du fils’, elk met eigen badkamer, en de gastenkamer met terras.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 18#8102.