Burgerhuis in neoclassicistische stijl gebouwd in opdracht van de heren Gevers, naar een ontwerp van de architect Edmond Leclef uit 1880. Deze ontwierp ook het verdwenen herenhuis Raymond Maus-Gevers, dat gelijktijdig op het aanpalende hoekperceel met de Mertens en Torfsstraat werd opgetrokken. De bouwheren waren vermoedelijk leden van de familie Henri Jacques Gevers-Coveliers (1821-1895), vennoot van de in de Kaasstraat gevestigde suikerraffinaderij Gevers frères.
Het hotel Gevers is representatief voor het vroege zelfstandige oeuvre van Edmond Leclef, die de succesvolle praktijk van zijn in 1878 overleden vader Heliodore Leclef voortzette. Met statige herenhuizen voor de hogere burgerij, drukten vader en zoon Leclef tijdens de jaren 1870 hun stempel op de Leien. Vermoedelijk actief tot zijn overlijden in 1902, evolueerde de architectuur van Edmond Leclef van een door de Lodewijk XVI-stijl geïmpregneerd neoclassicisme, in de jaren 1880 naar een kleurrijk eclecticisme met invloeden van de neo-Vlaamserenaissance-stijl.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met schijnvoegen op de begane grond, rust op een hoge, bewerkte plint uit blauwe hardsteen (vandaag overschilderd). Geleed door de puilijst en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie de klemtoon op het middenrisaliet. Dit laatste wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een gebogen fronton en een balkon met consoles en doorgetrokken smeedijzeren borstwering, en hogerop door een sluitsteen en een reeks consoles onder de kroonlijst. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen, de bovenvensters in geriemde omlijsting met oren. Een klassiek hoofdgestel met gekorniste houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en het merendeel van de vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies en de gietijzeren voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Burgerhuis in neoclassicistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194614 (geraadpleegd op ).
Nummers 11 tot 15, 19, 29 tot 41, 51 tot 55, 69, 75 tot 83, 10 tot 14, 22 en 24. Neoclassicistische enkelhuizen van drie bouwlagen onder zadel- of (pseudo-)mansardedaken, uit het vierde kwart van de 19de eeuw. Bepleisterde en beschilderde lijstgevels, vaak met geblokte begane grond en centraal balkon, doorlopende lekdrempels, kordons en panelen. Meestal rechthoekige muuropeningen. Enkele huizen met recente winkelpuien.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Burgerhuis in neoclassicistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193793 (geraadpleegd op ).