is aangeduid als beschermde archeologische site Middenneolithische site De Hel
Deze bescherming is geldig sinds
De middenneolithische site De Hel is gelegen op een zandleemrug in het zuidoosten van Spiere, deelgemeente van Spiere-Helkijn. Deze rug flankeert in het oosten de alluviale vlakte van de Schelde en wordt in het westen en zuiden begrensd door de Grote en de Zwarte Spierebeken. Deze rug werd in de Michelsbergcultuur door de mens gebruikt om een aardwerk op te richten, maar de vindplaats is aanzienlijk groter. Men mag aannemen dat zelfs het dorp Spiere, gelegen op de zuidelijke punt van de rug, in de vindplaats ligt.
De middenneolithische vindplaats werd in 1977 ontdekt. Tussen 1977 en 1988 zamelden J. Vanmoerkerke, G. Blancquaert en Ph. Despriet er door middel van veldkartering ruim 11.200 stukken lithisch materiaal in, die wijzen op een groot scala aan activiteiten in het middenneolithicum. De vondsten waren verspreid over nagenoeg de hele zandleemrug, over een oppervlakte van ongeveer 23 ha. Systematische veldkartering van de noordelijke periferie door RAAP in opdracht van het agentschap Onroerend Erfgoed leverde bijna 1.200 extra vuurstenen artefacten op, waaronder enkele honderden werktuigen, zoals fragmenten van gepolijste bijlen, schrabbers en middenneolithische pijlspitsen. De vondspreiding hiervan toont dat de site zich nog verder naar het noorden uitstrekt en ongeveer 33 ha bedraagt. De noordgrens van de vindplaats valt samen met een lichte reliëfovergang in het landschap.
Bij archeologisch onderzoek door de KU Leuven in de jaren 1990 werd een Michelsberg aardwerk aangetroffen en gedeeltelijk opgegraven. Daarbij ging de aandacht uit naar het wal-grachtsysteem. Een eerste palissade werd vastgesteld over bijna 100 m lengte. De palen waren vrij gelijkaardig in omvang, en waren in een funderingssleuf geplaatst. Op enkele meters van de palissade lag een brede, diepe gracht, die ook over een lengte van bijna 100 m werd opgetekend. Er werden vijf doorgangen in de gracht vastgesteld, met een gemiddelde tussenafstand van 20 m. De vullingslagen van de gracht geven aan dat net ten zuiden ervan een aarden wal heeft gelegen van ongeveer 4 m breed. Centraal hierin was een palissade in een funderingsgreppel geplaatst. Ter hoogte van de vier doorgangen door de gracht was ook deze palissade onderbroken. Bij recent geofysisch onderzoek door ORBit/UGent en RAAP in opdracht van het agentschap Onroerend Erfgoed werd een groot lineair spoor in het verlengde van de bekende gracht aangetroffen, dat erop wijst dat de gracht zich nog verder naar het zuidoosten uitstrekt. De opgravingen leverden veel archeologisch vondstmateriaal op, bestaande uit aardewerk, lithisch materiaal en faunaresten. Uitgebreide studies hiervan hebben geleid tot verschillende licentiaatsverhandelingen, een doctoraatsverhandeling en verschillende wetenschappelijke publicaties. Hierdoor is dit aardwerk het best onderzochte van zijn soort in Vlaanderen.
Bij geofysisch onderzoek in de noordelijke periferie van de site door ORBit/UGent en RAAP in opdracht van het agentschap Onroerend Erfgoed werden verschillende grote anomalieën aangetroffen. Uit controlerend booronderzoek bleek dat het gaat om grote, diepe kuilen, waarvan enkele met verbrande grond. Eén daarvan is middels een kleine proefput onderzocht en dateert in het neolithicum. Dit toont aan dat de vindplaats ook tot in de periferie, dus ver buiten het gekende aardwerk, niet enkel mobiele vondsten maar ook neolithische sporen bevat.
Ook vondsten uit andere perioden werden aangetroffen op de vindplaats. In 1980 werd een grote hoeveelheid Romeinse dakpannen op een oppervlakte van 1.500 m2 ontdekt net ten oosten van de Oudenaardseweg, bij de kern van de middenneolithische site. In 1985 werd hier door de Archeologische Stichting voor Zuid-West-Vlaanderen, in samenwerking met de Nationale Dienst voor Opgravingen, een oppervlakte van 37,2 x 15,5 m (576 m2) opgegraven, wat resten uit de ijzertijd, Romeinse tijd, middeleeuwen en nieuwe tijd opleverde. De ijzertijdsite bestond onder meer uit een spitsgracht, wat wijst op het speciale karakter ervan. Mogelijk was het een voorpost van de hoogtenederzetting van Kooigem-Bos met bijbehorende cultusplaats. De ijzertijdsite heeft vermoedelijk een grote rol gehad in de overslag en verhandeling van goederen van en naar het binnenland. De Romeinse sporen maken deel uit van een bedrijfscomplex, waaronder twee ovens van pottenbakkers of smederijen.
De archeologische sporen bevinden zich vaak dicht onder het huidige oppervlak. Graafwerkzaamheden in het kader van bouwwerkzaamheden hebben dan ook delen van de middenneolithische site vernield. De bebouwing is het dichtst in de historische dorpskern ten zuidzuidwesten van de voorgestelde beschermingsperimeter. De kavels zijn hier relatief klein maar grotendeels bebouwd. Naar het noord-noordwesten toe zijn de kavels groter en minder dicht bebouwd, maar enkel tussen de Hellestraat en de Oudenaardseweg, en ten zuiden van de Oudenaardseweg, is er nog voldoende open ruimte in de percelen om van een goede bewaringstoestand te kunnen spreken. De bebouwing is het meest open bij het nieuwe gemeenschapscentrum. Daar staan weliswaar enkele grote gebouwen, zoals het gemeentehuis en scholen, maar er zijn ook grote onbebouwde terreinen zoals de sportvelden.
Uit booronderzoek door RAAP in opdracht van het agentschap Onroerend Erfgoed bleek op en tegen de flanken van de rug gevoelige erosie en sedimentatie te hebben plaatsgevonden. Hier zijn flinke delen van het bodemprofiel geërodeerd en werd colluvium aan de voet van de rug afgezet. Daardoor zijn eventuele archeologische sporen op de flanken onthoofd of geheel verdwenen, terwijl sporen onder aan de rug zijn afgedekt.
Uit de bodemopbouw op de kamlijn van de rug kan men daarentegen afleiden dat er weinig erosie heeft plaatsgevonden, met een goede bewaringstoestand tot gevolg. De top van de natuurlijke bodem is veelal aanwezig, en ook de ruimtelijke spreiding van oppervlaktevondsten, met een hoge dichtheid op de kamlijn van de rug en een afname naar de flanken, wijst op weinig erosie.
Bodemprocessen hebben ongetwijfeld een grote rol gespeeld in de zichtbaarheid van de sporen. Een deel van de sporen in de noordelijke periferie van de site bleek niet direct onder de bouwvoor herkenbaar, maar tekende zich pas 10-20 cm dieper in de bodem af, onder een grijsbruin niveau dat onder invloed van bodemvorming is ontstaan. Dit is ook op andere Michelsberg aardwerken geconstateerd, zoals te Assent Hermansheuvel. Ondiepe sporen kunnen hierdoor minder goed zichtbaar zijn.
Lithische artefacten en aardewerk zijn goed bewaard. Organische resten zijn naar verwachting alleen geconserveerd in verkoolde toestand of onder de grondwaterspiegel.
De site is afgebakend aan de hand van de gekende archeologische gegevens. De belangrijkste archeologische criteria die gebruikt zijn bij de afbakening is de aanwezigheid van de gracht-walstructuur van het aardwerk, de vondspreiding van de vele oppervlaktevondsten en de bewaringstoestand van de bodem. De vondspreiding toont dat de middenneolithische vindplaats sterk gelieerd is met de topografie van de zandleemrug. Geofysisch onderzoek toonde aan dat buiten het aardwerk, tot in de periferie van de zone met oppervlaktevondsten, niet enkel mobiele vondsten maar ook middenneolithische sporen bewaard zijn.
De bewaringstoestand is het beste op de landbouwpercelen. Ook in een groot deel van de bebouwde zones ten zuidzuidwesten daarvan is nog voldoende open ruimte in de percelen voor een goede bewaringstoestand. Deze worden daarom opgenomen in de beschermingsperimeter.
De historische dorpskern van Spiere maakt waarschijnlijk ook deel uit van de middenneolithische site, maar wordt omwille van de relatief slechte bewaringstoestand (kleine en grotendeels bebouwde percelen) niet in de beschermingsperimeter opgenomen. Ook de relatief dens bebouwde zone ten noorden van de historische dorpskern, ten westen van de Hellestraat, wordt om deze reden niet in de beschermingsperimeter opgenomen.
In de valleien van de Schelde en de Grote en Zwarte Spierebeken kunnen organische resten goed bewaard zijn, wat belangrijke paleoecologische en archeologische gegevens kan opleveren. Concrete vondstlocaties hiervan zijn momenteel echter slechts beperkt gekend en gelokaliseerd, waardoor de (deels vergraven) valleien niet in de beschermingsperimeter worden opgenomen.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/34043/101.1, De middenneolithische site De Hel, Spiere-Helkijn.
Auteurs: Van Gils, Marijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Spiere
Omvat
Spiere- De Hel
Is gerelateerd aan
Spiere-Helkijn Oudenaardseweg 71
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Middenneolithische site De Hel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304237 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.