De mijnkrater bij de hoeve Maedelstede is een restant van de ontploffing van een dieptemijn uit de Eerste Wereldoorlog. Het was één van de 11 locaties aan het front van de Eerste Wereldoorlog waar de mijnenslag werd uitgevochten. De explosie van 19 dieptemijnen op 7 juni 1917 luidde het begin van een geallieerd offensief in (derde slag om Ieper).
Maedelstede ontleent zijn naam aan de Duitse versterking die hier in de hoeve op de frontlijn was uitgebouwd. Het front volgde de West-Vlaamse heuvelrug. De hoogteverschillen vormden de aanleiding om ondergronds te gaan: de Britten hoopten op die manier de Duitse troepen uit hun hoger gelegen posities weg te blazen.
Op dit stuk van het front hadden Duitse troepen minstens 13 ondergrondse luisterposten ingericht. Bij Maedelstede glipten de Britse tunnelwerkers ongemerkt onder de Duitse linies. Ook al verwachtten de Duitse troepen hier een diepe Britse tunnel, het lukte maar niet om dicht bij het front tot op voldoende diepte te geraken. In het voorjaar van 1917 waren de Duitse Mineure begonnen aan hun 32m diepe Duitse schacht Daniël in Wijtschatebos, maar bij gebrek aan manschappen staakten ze het werk.
In september 1916 startte de ‘250th Tunnelling Company’ vanaf een hoeve die door de Duitsers ‘Pickelstede’ genoemd werd (nu Oosthoekstraat 5, Kemmel), ongeveer 370m achter de Britse frontlinie, met de bouw van twee staalschachten, die op een diepte van 15m met mekaar verbonden werden via een galerij. Van hieruit reikten twee nieuwe schachten tot 24m diepte. Uit elke schacht vertrok er een galerij: één richting Maedelstede Farm -voor een groot deel gelegen onder de Oosthoekstraat- en één richting Wijtschatebos.
Maedelstede was één van de laatste locaties die werd uitgekozen voor de plaatsing van mijnladingen op grote diepte. Vrijwel alle andere dieptemijnen waren aan het front al geplaatst, toen het werk bij Maedelstede nog moest beginnen. Kort was de tijd voor het uitgraven van de tunnels. Uit de twee tunnels kwamen grote volumes Ieperse klei. Het heimelijk wegbrengen van de losgegraven aarde vergde bijzonder veel inspanningen (hiervoor werd onder meer een overdekte smalspoor aangelegd) en bracht de ‘tunnelers’ in tijdsnood. Uiteindelijk werden de graafwerkzaamheden richting Wijtschatebos gestaakt en werd alle moeite gefocust op Maedelstede Farm. Pas op 2 juni 1917, vijf dagen voor de 'Big Bang' van de mijnenslag, was de tweede grootste mijn in de Ieperboog in gereedheid gebracht. Op 7 juni 1917 kwam de mijn onder de Duitse stellingen tot ontploffing en blies meteen alle omliggende militaire infrastructuur in de lucht.
De weg langs Maedelstede (Oosthoekstraat) die voor de oorlog een recht traject had, werd na 1918 afgebogen en rond de krater afgeleid. De Maedelstede hoeve werd heropgebouwd, iets naar het westen, maar door het verleggen van de weg ligt deze tussen de hoeve en de krater. De relatie van de hoeve met de krater is bovendien visueel verder verbroken door het talud tussen weg en krater. Een deel van de krater werd gedempt. Van de oorspronkelijke diameter van 62m rest nu nog ongeveer een 40m. De noordwestelijke kraterlip is nog heel duidelijk waarneembaar als een verhoogde perceelsrand.
Auteurs: Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2016: Mijnkrater 7/6/1917 Maedelstede [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193916 (geraadpleegd op ).
Mijnkrater, gelegen op een hoogte tegenover boerderij Oosthoekstraat 1, ongeveer 375 meter ten noordnoordoosten van de mijnkrater Peckham, op ongeveer één kilometer ten zuidwesten van Wijtschate. De omgeving is landelijk en heuvelachtig.
De eerste ‘volwaardige’ ondergrondse mijnen werden in de Ieperboog wellicht door de Duitsers tot ontploffing gebracht eind januari 1915 tussen de weg Menen-Ieper en Sint-Elooi. Hiermee was de aanzet gegeven voor een mijnenoorlog, die de volgende jaren de ondergrond van de Ieper- en Wijtschaeteboog heel regelmatig omwoelde en dood en vernieling zaaide, met als ‘climax’ de Mijnenslag van 7 juni 1917.
Sinds de Tweede Slag bij Ieper (voorjaar 1915) was de frontlinie vrij stabiel gebleven, waarbij de Duitsers ‘vrij comfortabel’ vanuit de hoger gelegen posities de geallieerden domineerden en in het oog konden houden. Een strategisch voordeel van jewelste, dat de Britten in hun voordeel trachtten om te buigen…
Stuwkracht achter de idee om de vijand op grote diepte te ondergraven, was de vrij excentrieke Brit Norton Griffiths. De eerste graafwerkzaamheden startten in de zomer van 1915 bij Hill 60, met het uitgraven van de zogenaamde ‘Berlin Tunnel’ door de ‘175th Tunnelling Company’. Zonder dat hij weet had van de plannen van Griffith, zou ook Major Cropper van de ‘250th Tunnelling Company’ in december 1915 gestart zijn met graafwerkzaamheden voor dieptemijnen rond Wijtschate. Ondertussen werden deze ideeën overgenomen door de legerstaf en geïntegreerd in de plannen om een doorbraak rond Ieper te forceren.
Uiteindelijk zouden er op 7 juni 1917 tussen Hill 60 en ‘The Birdcage’ (ten Z van Warneton) 19 dieptemijnen tot ontploffing gebracht worden. Britten, Australiërs en Nieuw-Zeelanders slaagden er in de heuvelkam Wijtschate-Mesen te veroveren. Maar de geallieerden maakten geen gebruik van de bres die ontstaan was, en wachtten zoals gepland af tot eind juli om aan hun groots offensief te beginnen (Derde Slag bij Ieper).
Ter hoogte van ‘Maedelstede Farm’ (de boerderij was iets meer naar het oosten gelegen dan de huidige boerderij) ondernamen de Duitsers van op hun hoogte verschillende pogingen om de vijand ondergronds te slim af te zijn. Hun inspanningen konden echter niet beloond worden.
Eind 1916 startte de ‘250th Tunnelling Company’ met de bouw van twee staalschachten, die op een diepte van 15 meter met mekaar verbonden werden via een galerij. Van hieruit startten twee nieuwe schachten tot 39 meter diepte. Uit elke schacht vertrok er een galerij: één richting Maedelstede Farm en één richting Wijtschatebos. Enkele zware Duitse tegenmijnen verplichtten de Britten om het graven tot een minimum te beperken. Het heimelijk wegbrengen van de losgegraven aarde vergde bijzonder veel inspanningen (hiervoor moest onder meer een overdekte smalspoor aangelegd worden) en bracht de ‘tunnelers’ in tijdsnood. Uiteindelijk werden de graafwerkzaamheden richting Wijtschatebos gestaakt en werd alle moeite gefocust op Maedelstede Farm. Pas op 2 juni 1917, vijf dagen voor de ‘Big Bang’, was de tweede grootste mijn in de Ieperboog in gereedheid gebracht.
De ontploffing resulteerde in een krater met een diameter van 62,5 meter en een diepte van 7 meter. Een deel van de krater werd naderhand opgevuld.
Bron: WOI Relict (813): Mijnkrater 7/6/1917 Maedelstede Farm (Wijtschate - WOI)
Auteurs: Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Mijnkrater 7/6/1917 Maedelstede [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393783 (geraadpleegd op ).