Teksten van Mijnkraters 7/6/1917 Kruisstraat

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304294

Mijnkraters Kruisstraat (2016) ()

Bij Kruisstraat op de West-Vlaamse heuvelrug liggen twee mijnkraters, afkomstig van de ontploffing van Britse dieptemijnen op 7 juni 1917. Een derde krater werd in 1972 gedempt. De kraters bij Kruisstraat zijn relicten van de mijnenslag van 7 juni 1917. Kruisstraat was één van de 11 locaties langs het front in de Wijtschateboog waar de Britten drie dieptemijnen plaatsten als voorbereiding op een geallieerd offensief.

‘Kruisstraat’ was de naam voor een sector aan het front in de Wijtschateboog, op de zuidwestelijke rand van de heuvelrug Wijtschate-Mesen. De huidige kraters liggen langs de Wulvergemstraat, maar de benaming ‘Kruisstraat’ is de naam die de Britten voor deze locatie in hun oudste schema voor de mijnenslag gebruikten. In dit schema voorzagen ze dat hier drie mijnen met korte tussentijd ontploften, met de bedoeling om zoveel mogelijk slachtoffers onder de terugtrekkende troepen te maken. De derde krater sloot aan op een perceel bij de Kruisstraat, vandaar de naam voor de plek. Bij de Duitse troepen stond de frontsector bekend onder de naam Fransecky Hof.

De ondertunneling van deze plaats aan het front begon eind december 1915. Bij een bosje begonnen de Britten de graafwerken voor een diepe schacht. Ondanks Duitse gasaanvallen in april 1916 vlotten de werkzaamheden vrij snel en in juli 1916 konden de eerste twee mijnladingen geplaatst worden. Een derde mikpunt werd uitgekozen, dieper in het Duitse front, in de richting van “In de Kruisstraat herberg” op het kruispunt Kruisstraat-Wulvergemstraat. Deze lading kon eind augustus 1916 geplaatst worden. De totale galerij was 660m lang geworden en daarmee de langste mijngang onder de heuvelrug.

Ondertussen zaten de Duitsers niet stil. Zo slaagden ze erin om vanuit hun diepe ‘Ferdinand’-systeem op 19 en 20 februari 1917, een deel van het Britse tunnelsysteem te vernietigen door over een afstand van 70m, drie ondergrondse mijnen (camouflets) tot ontploffing te brengen. Eén van de Britse dieptemijnen ging daardoor verloren, omdat de springkamer onbereikbaar was geworden. De tunnellers waren genoodzaakt werden om een nieuwe ruimte uit te graven. Daarin kwam een vierde lading, aansluitend op de eerste. Twee ladingen, nr. 1 en 4, lagen dus op (nagenoeg) dezelfde locatie. Op 9 mei 1917 waren de vier mijnen, met in totaal 50 ton explosieven, in gereedheid gebracht. Ze veroorzaakten op 7 juni drie kraters: de eerste krater (veroorzaakt door de 1ste en 4de lading) had een diameter van 71,6m en een diepte van 10,4m, de tweede een diameter van 66,1m en een diepte van 12,2m en de derde een diameter van 61,6m en diepte van 9,1m.

Kruisstraat was de enige plaats waar verschillende ondergrondse mijnen in een opeenvolgende sequentie lagen. Zo kon het Duitse loopgravenstelsel in de diepte worden opgeblazen. Aanvankelijk was het de bedoeling om de mijnen met een tussentijd te laten ontploffen om de zich terugtrekkende Duitsers te treffen. Maar omdat de Britse legerleiding niet meer wou afwijken van de gelijktijdige ontploffing van álle mijnen, werd het voorstel afgewezen.

  • Mijnschacht Kruisstraat begonnen eind december 1915, ladingen klaar in juli-augustus 1916.
  • Lading nr. 1+4 12452 kg ammonal en schietkatoen, nr. 2 13607 kg, nr. 3 13607 kg ammonal
  • Diepte springlading: 15-18m
  • Galerij lengte: 650 m

Het Duitse ondermijningssysteem was defensief van opzet. Het wilde vermijden dat de tegenstander met hun tunnels tot onder de Duitse linies doordrong. Eerst beschikte het daarvoor over een ondiep verdedigingssysteem met luisterposten en korte tunnels onder het niemandsland. Maar vanaf de zomer van 1916 begonnen Duitse troepen ook hier aan een diepliggend verdedigingssysteem. De twee belangrijkste schachten Ferdinand I en II vertrokken vanaf een plaats op resp. 100 en 280m achter de Duitse frontlinie. Daarmee wilden ze voorkomen dat de schachten zichtbaar waren. Ferdinand I vertrok overigens vanuit de ruïnes van de hoeve die ze Fransecky Hof noemden. Zodra de Ferdinand schachten de kleilagen bereikten, vertrokken horizontale galerijen in de richting van de frontlinie. Uit hun oriëntatie blijkt dat ze het gevaar in de verkeerde richting zochten. De Duitse tunnels bleven ten zuiden van de Wulvergemstraat, terwijl de diepliggende Britse ondermijningssysteem volledig ten noorden van de straat zat.

Huidige situatie

De meest oostelijke krater, die van lading 3, werd in september 1972 illegaal gedempt. Vandaag is deze krater onzichtbaar geworden en blijven er bijgevolg twee kraters over. Alleen aan de westkant van de kraters is het niveauverschil van de kraterlip nog goed zichtbaar in het reliëf. De schacht van waaruit de tunnel naar de Kruisstraat kraters vertrok, ligt in een weiland achter het landbouwbedrijf (Wulvergemstraat 34, Wijtschate). Niets wijst nog op de locatie van deze schacht, tenzij een lichte inzinking in het reliëf. Tijdens de WO I was dit perceel bebost. In de relatieve beschutting van dat bosje legden de Britten hun diepe mijnschacht aan.

De Duitse tegenmijnschacht Ferdinand I lag tot voor enkele jaren goed zichtbaar in het weiland achter het Fransecky Hof. De Duitse schuilplaats die bovenop de schacht was gebouwd, werd gedynamiteerd tijdens de grote bunkersloping in het begin van de jaren 1920. In het weiland bleef een put achter met in het midden een smalle vierkante plas, waarlangs de bekleding van de mijnschacht zichtbaar was. In 1995 werd het geaccidenteerde terrein geëffend.

  • Hauptstaatsarchiv Stuttgart, M201 Aktive Pioniertruppen: Linien Bataillon und Kompanien: Kriegstagebücher und Anlagen, band 125: Pionier-(Mineur)-Kompanie 314: Bijlagen bij Kriegstagebuch, 25 dec 1916-10 sept 1917: Kaart met Duitse tunnels in de Wijtschateboog, 11 juli 1917, schaal 1:10000.
  • Hauptstaatsarchiv Stuttgart, M201 Aktive Pioniertruppen: Linien Bataillon und Kompanien: Kriegstagebücher und Anlagen, buch 239: Pionier Mineur Kompanie 314: Anlagen zum Kriegstagebuch, 5.9.1916 - 3;6.1917: Loopgravenkaart tussen Noël Hof en Ferme Gerardyn, schaal 1:5000, Wulvergem, 16 oktober 1916.
  • GRANT GRIEVE W. & NEWMAN B. 1936: Tunnellers. The story of the Tunnelling Companies, Royal Engineers, during the World War, London, 230-231.
  • KRANZ W. 1935: Mineurkampf und Kriegsgeologie im Wytschaetebogen, Vierteljahrschriftershefte für Pioniere, 2/3, 166-181.
  • LAMPAERT R. 2000: De mijnenoorlog in Vlaanderen, s.l., 116.
  • GRANT GRIEVE W. en NEWMAN B. 1936: Tunnellers. The story of the Tunnelling Companies, Royal Engineers, during the World War, Londen, 230.
  • HEYN M. 2012: Wijtschateboog, intern rapport Onroerend Erfgoed in het kader van het WO I-onderzoek, Brussel.
  • VANSUYT M. 2009: Wijtschate 14-18. De strijd om de heuvelrug, Kortrijk, 150.

Auteurs:  Verboven, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Verboven H. 2016: Mijnkraters 7/6/1917 Kruisstraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/193968 (geraadpleegd op ).


Mijnkraters 7/6/1917 Kruisstraat (Wijtschate - WOI) ()

Aan de Kruisstraathoek, het kruispunt van de Kruisstraat met de Wulvergemstraat, zijn nog twee van de drie oorspronkelijke mijnkraters aanwezig. Ze liggen op ongeveer twee kilometer ten zuidwesten van Wijtschate, op een hoogte. De omgeving is landelijk.

Historische achtergrond

De eerste ‘volwaardige’ ondergrondse mijnen werden in de Ieperboog wellicht door de Duitsers tot ontploffing gebracht eind januari 1915 tussen de weg Menen-Ieper en Sint-Elooi. Hiermee was de aanzet gegeven voor een mijnenoorlog, die de volgende jaren de ondergrond van de Ieper- en Wijtschaeteboog heel regelmatig omwoelde en dood en vernieling zaaide, met als ‘climax’ de Mijnenslag van 7 juni 1917.

Sinds de Tweede Slag bij Ieper (voorjaar 1915) was de frontlinie vrij stabiel gebleven, waarbij de Duitsers ‘vrij comfortabel’ vanuit de hoger gelegen posities de geallieerden domineerden en in het oog konden houden. Een strategisch voordeel van jewelste, dat de Britten in hun voordeel trachtten om te buigen…

Stuwkracht achter de idee om de vijand op grote diepte te ondergraven, was de vrij excentrieke Brit Norton Griffiths. De eerste graafwerkzaamheden startten in de zomer van 1915 bij Hill 60, met het uitgraven van de zogenaamde ‘Berlin Tunnel’ door de ‘175th Tunnelling Company’. Zonder dat hij weet had van de plannen van Griffith, zou ook Major Cropper van de ‘250th Tunnelling Company’ in december 1915 gestart zijn met graafwerkzaamheden voor dieptemijnen rond Wijtschate. Ondertussen werden deze ideeën overgenomen door de legerstaf en geïntegreerd in de plannen om een doorbraak rond Ieper te forceren.
Uiteindelijk zouden er op 7 juni 1917 tussen Hill 60 en ‘The Birdcage’ (ten Z van Warneton) 19 dieptemijnen tot ontploffing gebracht worden. Britten, Australiërs en Nieuw-Zeelanders slaagden er in de heuvelkam Wijtschate-Mesen te veroveren. Maar de geallieerden maakten geen gebruik van de bres die ontstaan was, en wachtten zoals gepland af tot eind juli om aan hun groots offensief te beginnen (Derde Slag bij Ieper).

In december 1915 startte de ‘250th Tunnelling Company’ met de graafwerkzaamheden, die vervolgens door de ‘182nd Tunnelling Company’, de ‘3rd Canadian Tunnelling Company’, de ‘175th Tunnelling Company’ en de ‘171st Tunnelling Company’ werden opgevolgd.
De werkzaamheden vlotten vrij snel (ondanks Duitse gasaanvallen) en op 12 juni 1916 konden de eerste twee mijnladingen geplaatst worden. Vervolgens werd werk gemaakt van een derde mijnlading, die eind augustus 1916 geplaatst kon worden. De galerij was 660m lang geworden.
Ondertussen zaten de Duitsers niet stil. Zo slaagden ze erin om vanuit hun ‘Ferdinand’-systeem op 19 en 20 februari 1917, over een afstand van 70m, drie ladingen tot ontploffing te brengen, waardoor de springkamer van lading 1 onder water liep en de ‘tunnellers’ genoodzaakt werden om een bijkomende ruimte uit te graven, waar een vierde lading werd geplaatst. Op 9 mei 1917 waren de vier mijnen, met in het totaal 50.000kg explosieven, in gereedheid gebracht.
Ze veroorzaakten op 7 juni 3 kraters, de eerste krater (veroorzaakt door de 1ste en 4de lading) had een diameter van 71,6m en een diepte van 10,4m, de tweede een diameter van 66,1m en een diepte van 12,2m en de derde een diameter van 61,6m en diepte van 9,1m. Eén krater werd in september 1972 dichtgegooid.

  • BOSTYN F. 1998: De vergeten oorlog onder de Salient. Bijdrage tot de geschiedenis van de Tunnelling Companies in Vlaanderen (1915-1918), Leuven, KUL, onuitgegeven licentiaatsverhandeling.
  • LAMPAERT R. 2000: De Mijnenoorlog in Vlaanderen, Erpe.

 


Bron: WOI Relict (815 & 1613): Mijnkraters 7/6/1917 Kruisstraat (Wijtschate - WOI)
Auteurs:  Decoodt, Hannelore; Bogaert, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Decoodt H. & Bogaert N. 2005: Mijnkraters 7/6/1917 Kruisstraat [online], https://id.erfgoed.net/teksten/393468 (geraadpleegd op ).