Symmetrisch geheel van vijf burgerhuizen in second-empirestijl, volgens de bouwaanvraag uit 1863 gebouwd in opdracht van Jean Schul. Deze grondeigenaar liet een jaar later even verderop dwars door hetzelfde bouwblok de Schulstraat aanleggen, en in 1872 twee symmetrische burgerhuizen bouwen op de hoeken van deze nieuwe straat met de van Van Schoonbekestraat. Mogelijk is hij te identificeren met Jean Jacques Edouard Schul (Antwerpen, 1815-Antwerpen, 1875), echtgenoot van Clémence Segers, handelaar in hout, vice-consul van Zweden en Noorwegen. Uit het bouwdossier van de groep huizen uit 1863, vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. De panden maken deel uit van een homogene huizenrij in Louis-Philippe- en second-empirestijl uit de jaren 1860 (nummers 47 tot 61).
Het vastgoedproject vormt een symmetrisch geheel van vijf volgens spiegelbeeldschema gekoppelde rijwoningen, gegroepeerd rond een ruimer en hoger opgetrokken middenpand. Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de huizen een souterrain en drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels, die aan een regelmatig ordonnantieschema beantwoorden, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst, legt de compositie telkens de klemtoon op de middenas, die op de eerste verdieping wordt gemarkeerd door een balkon met consoles en ijzeren borstwering. Het second-empirekarakter berust vooral op de vormgeving en het decor van sluitstenen en consoles en het schrijnwerk.
Het middenpand (nummer 51) onderscheidt zich in de pui door een rondboogportaal en -vensters met een rozet op de sluitsteen, in breed geprofileerde omlijstingen. Verticaal gearticuleerd door kolossale pilasters, is de bovenbouw opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met oren, op de eerste verdieping geaccentueerd door sluitstenen met plantmotief. Een klassiek hoofdgestel met architraaf, panelenfries en houten kroon- en tandlijst op voluutconsoles, vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is integraal bewaard; de smeedijzeren souterraintralies en de gebuikte gietijzeren balkonborstwering dateren uit begin jaren 1900. De achterbouw die vermoedelijk later in neotraditionele stijl is heropgebouwd, wordt gemarkeerd door een ronde hoektoren met polygonale topgleding en leien spits. Een bouwdossier voor deze ingreep werd niet teruggevonden.
De flankerende panden (nummers 47-49 en 53-55) onderscheiden zich door een nadrukkelijk horizontale geleding met kordonvormende lekdrempels. Registers van steekboogopeningen in de geblokte pui, en rechthoekige bovenvensters in geriemde omlijsting in de bovenbouw, geaccentueerd door oren op de eerste verdieping, en palmet- of voluutsleutels in de middenas. Balkonconsoles met typische dierenkop. Een eenvoudige houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is integraal bewaard in nummers 49 en 53, en beperkt tot de inkomdeur in nummer 55. IJzeren balkonborstweringen (verwijderd in nummer 55), souterraintralies en voetschrapers. Nummers 47 is verhoogd met een derde verdieping, en voorzien van nieuw schrijnwerk.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, 1863#202.