Kunstenaarswoning in art-nouveaustijl, naar een ontwerp door Karel Matthijs uit 1913. Opdrachtgever was de kunstschilder Emiel Van Kerckhoven (Antwerpen, 1877-Bonheiden, 1946), echtgenoot van de schrijfster en dichteres Marie van Zeebroeck (Antwerpen, 1879-1959). Deze laatste publiceerde onder het pseudoniem Maurits Laska. Over het oeuvre van de architect, die in Antwerpen slechts een tiental jaar actief lijkt te zijn geweest - tot aan de Eerste Wereldoorlog - is weinig bekend. Op het aanpalende hoekperceel met de Lemméstraat, had hij in 1911 voor de slager Desiré van den Eynden-Op de Beeck al twee gekoppelde meergezinswoningen tot stand gebracht.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien). De gevel met gebroken top heeft een parement uit baksteenmetselwerk in kruisverband met knipvoegen, waarbij oranjerode papesteen contrasteert met de voor lisenen , ontlastingsbogen en onderdorpels toegepaste, wijnrode klampsteen. Van blauwe hardsteen is gebruik gemaakt voor de plint en lekdrempels, van witte natuursteen voor vensterposten, lateien, kraag- en sluitstenen, hoek- en negblokken. In de gedrukte pui flankeert de typische hoefijzerboogdeur een rechthoekig tweelicht met bewerkte tussenpost en latei onder ontlastingsbogen, geaccentueerd door smeedijzeren traliewerk. Axiaal opzet, wordt de bovenbouw gemarkeerd door brede, korfbogige drie- en vierlichten met bewerkte posten en onderdorpel, die in een oplopend, hoefijzerboogvormig spaarveld gevat zijn. Houten windborden met een geknikt trapezoïdaal profiel, werken de gevel op markante wijze af. Het art-nouveau-karakter berust vooral op de detaillering van vensterposten en windborden, de boogvormen van portaal, vensters en spaarveld, en het patroon van het smeedwerk. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur met smeedijzeren waaier, en van de vensters met gebogen roeden is bewaard, evenals de smeedijzeren voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, die wordt ontsloten door een ruime traphal met bovenlicht, aansluitend op de vestibule ingeplant aan de tuinzijde. Volgens de bouwplannen biedt de lage begane grond ruimte aan het kantoor en de keuken. Een ruime woonkamer en een kleine achterkamer nemen de bel-etage in. Op de tweede verdieping bevinden zich twee slaapkamers, een ‘tussenkamer’ en badkamer. Het dakniveau herbergt het schildersatelier, oorspronkelijk met bovenlicht, en een slaapkamer.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1913#2903.