Burgerhuis in neoclassicistische stijl gebouwd in opdracht van de componist en muziekpedagoog Flor Alpaerts, naar een ontwerp door Antoine Van den Berghe-Le Roy uit 1905. De architect was in Antwerpen actief van eind jaren 1870 tot begin jaren 1920, en liet een conventioneel, weinig opvallend oeuvre na. Het pand is een gaaf en representatief voorbeeld van de basisbebouwing in deze wijk.
Flor Alpaerts (Antwerpen, 1876-1954) studeerde aan de Vlaamsche Muziekschool, later het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen, waar hij zelf vanaf 1903 notenleer, samenzang, contrapunt en fuga zou doceren. Van 1933 tot 1941 zette hij als directeur het muziekonderwijs aan deze instelling verder in de traditie van oprichter Peter Benoit. Alpaerts speelde zelf viool, en bekleedde na de Eerste Wereldoorlog een vooraanstaande positie als dirigent in het rijke Antwerpse concertleven. Hij bracht werk van de componisten van de Benoitschool, en dirigeerde talrijke Belgische creaties van eigentijdse buitenlandse componisten zoals Karol Szymanowski en Leos Janacek. Als componist liet hij een uitgebreid oeuvre na vooral voor symfonisch orkest met als belangrijkste opus de vierdelige James Ensor Suite uit 1929, en één opera Shylock uit 1913. Alpaerts huwde op 15 december 1903 te Antwerpen met Leah van Aalst (1885-1958), geboren in Amsterdam, wiens familie zich in 1891 te Antwerpen gevestigd had. In 1931 liet het echtpaar een tweede woning bouwen aan de Koninklijkelaan in Berchem, een ontwerp van de architect Jan Jacobs.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning twee bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met schijnvoegen op de begane grond en een geblokte bovenbouw, rust op een geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst en kordonvormende lekdrempels, beantwoordt de compositie aan een regelmatig ordonnantieschema. Registers van rechthoekige muuropeningen op de begane grond, en rondboogvensters met diamantkopsleutel en -onderdorpel verbonden door een stafwerkfries op de bovenverdieping. Een klassiek hoofdgestel met houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging.
Bewaarde houten inkomdeur en benedenvensters en smeedijzeren keldertralies. De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1905#647; vreemdelingendossier 481#72149.