Eenheidsbebouwing van twee 19de-eeuwse dorpswoningen, namelijk de voormalige herberg met kruidenierszaak De Merlo, en een wegkapel.
Historiek
De twee dorpswoningen waren volgens het kadasterarchief al gebouwd voor 1841, toen beide panden samengevoegd werden door Gilles Hauwaert. In 1853 werd een vergroting in de diepte van nummer 8 kadastraal geregistreerd. De configuratie wijzigde later niet meer. In 1878 werd een verkoop aan de herbergier Jan-Frans Hauwaert-Querois genoteerd. De literatuur vermeldt dat vanaf dan in het pand de herberg 'De Merlo' met kruidenierszaak gevestigd was.
Marie Querois, uitbaatster van 'De Merlo', zou de wegkapel ten zuidwesten op het perceel hebben laten bouwen omstreeks 1880. Deze was oorspronkelijk toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. In 1958 worden Antoon Slootmans-Loeck en Prosper Marlier-Loeckx als eigenaars geregistreerd waardoor de wegkapel ook bekend staat als de Slootmanskapel. Ze werd vermoedelijk heropgebouwd.
Beschrijving
De twee dorpswoningen vormen een vrijstaand ensemble van zeven traveeën en anderhalve bouwlaag onder een doorlopend zadeldak met wolfseinde rechts (Vlaamse pannen, nok evenwijdig met de straat). Verankerde rode baksteenbouw op gecementeerde plint. Beide panden kregen een uniformerende lijstgevel, maar bouwnaden tussen de eerste en de tweede travee en tussen de vijfde en zesde travee wijzen op verschillende bouwfases en aanpassingen. Voor de woning, een smalle, gekasseide stoep.
De twee zuidelijke traveeën, nummer 8, vormen een aparte woning. Het half vrijstaande pand is dieper dan het naastliggende nummer 10; de nok is ook deels iets hoger. De lijstgevel aan straatkant heeft rechthoekige muuropeningen; op de begane grond een voordeur in hardstenen omlijsting en een vensteropening onder natuurstenen latei, allebei met ontlastingsboog. Op de verdieping twee vierkante vensters in hardstenen omlijsting, net onder de kroonlijst. De zijpuntgevel heeft drie rechthoekige muuropeningen op de gelijkvloerse verdieping en één op de bovenverdieping, alle onder een hardstenen latei.
De vijf noordelijke traveeën van het geheel, nummer 10 vormen een aparte woning. De linkertravee werd mogelijk later toegevoegd; bouwsporen in het metselwerk wijzen op veranderingen van de muuropeningen. De eerste travee is gesloten met uitzondering van een laadluik op de begane grond. Dat gedeelte fungeerde gezien het laadluik oorspronkelijk wellicht als stal of schuur. De vier andere traveeën zijn op gelijkaardige manier ingedeeld, met op de begane grond rechthoekige muuropeningen onder hardstenen lateien, en op de verdieping vierkante zoldervensters in vlakke omlijsting. De voordeur werd geplaatst in de derde travee, naast een gewijzigde vensteropening. De noordelijke zijpuntgevel is gesloten op een gedichte deuropening en een recent venster na.
Op de hoek van de stoep een bakstenen wegkapel, volgens de literatuur uit 1880 doch vermoedelijk recent heropgebouwd. De pijlerkapel is voorzien van een spitsboognis met natuurstenen dorpel en een zadeldakje uit baksteen. De nis is afgesloten met een deurtje van smeedijzeren traliewerk en omlijst met een afwisseling van rode en zwarte bakstenen; bekroond met een kruis van gesinterde baksteen. In de nis een recent plaasteren Heilig Hartbeeld.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Beersel, afdeling IV (Huizingen), 1841/7 en 1853/2.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Leggers Beersel, afdeling IV (Huizingen), 221, 603 en 3051.
- DEBRAEKELEER W. & DEKONINCK M. 2013: Kapellen en kruisen in de Sint-Guriksparochie van Dworp, En het dorp zal duren … 15.59-60, 4-64.