Burgerhuis in beaux-artsstijl als eigen woning gebouwd door de ingenieur Charles Verdeyen (Mechelen, 1877-Antwerpen, 1928), naar een ontwerp uit 1911.

Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en drie bouwlagen, oorspronkelijk onder een plat dak, waaraan in 1913 een pseudo-mansarde werd toegevoegd. De lijstgevel heeft een parement uit roomkleurige Silezische brikken in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de hoge, bewerkte plint, speklagen, lateien en lekdrempels, en witte natuursteen voor de gegroefde puilijst, de erkerbasis en -consoles en de medaillons. Horizontaal geleed door waterlijsten, legt de compositie de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een driezijdige houten erker, waarop een gebuikte gietijzeren balkonborstwering. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen. De guirlandemedaillons die de lateien en borstweringen accentueren zijn ontleend aan de Lodewijk XVI-stijl. Een houten kroonlijst op consoles vormt de gevelbeëindiging. Sierlijk gesmede inkomdeur met typische bloemmotieven, volgens het merkplaatje vervaardigd door de Ferronerie d’Art Lodewijk Van Boeckel uit Lier; smeedijzeren souterraintralies en voetschraper. Het vensterschrijnwerk is recent vernieuwd.

De L-vormige plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat wordt ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met office de begane grond; keuken in het souterrain. De eerste verdieping omvat een kantoor en een slaapkamer annex 'cabinet de toilette', de tweede verdieping twee slaapkamers, een zijkamertje en een linnenkamer.