is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Sanatorium Brugmann
Deze vaststelling is geldig sinds
Het Brugmannsanatorium werd opgericht in 1909 door de Brusselse Burgerlijke Godshuizen op initiatief van Georges Brugmann, en werd volgens de literatuur ontworpen door architect Georges Vellut. Het complex bestaat uit een sanatorium, een directeurswoning en een hovenierswoning, gelegen in het Gasthuisbos.
Het eerste Belgische tuberculosesanatorium werd in Genk (Limburg) geopend in 1892. Er volgden een dertigtal instellingen verspreid over België. Ze werden ingeplant in beboste omgevingen, vaak op heuvelflanken of aan zee, steeds met kamers en gaanderijen op het zuiden gericht. Het sanatorium in Alsemberg werd opgericht in 1909 door de Brusselse Burgerlijke Godshuizen op initiatief van Georges Brugmann en het bleef als medisch centrum voor luchtwegaantastingen in gebruik tot 1996. Initiatiefnemer Georges Brugmann werd te Verviers geboren in 1829. Hij was nauw betrokken bij de economische en industriële ontwikkeling van Congo en was consul in Groot-Brittannië, Noorwegen en Zweden. Vanaf 1865 was hij lid van de Consistorie van de Protestantse Kerk van Brussel. Hij staat bekend als een groot filantroop.
De Brusselse Burgerlijke Godshuizen bezaten op Meigemheide en in het aanpalende Gasthuisbos ideale gronden voor de bouw van een sanatorium. Dankzij de schenking van 600.000 Belgische frank door Georges Brugmann kon het sanatorium opgericht worden. In de legaattekst staat expliciet dat het een sanatorium 'zonder luxe' moest worden. Het was het eerste populaire sanatorium in Brussel. Brugmann was reeds overleden toen het sanatorium in 1909 werd ingehuldigd.
Het sanatorium, ontworpen in 1905 door architect Georges Vellut (1866-1961), voldeed aan de meest moderne normen. De 84 kamers hadden hoge plafonds die veel licht binnen lieten en bovendien eenvoudig te verluchten en te reinigen waren. Er waren zuidgerichte galerijen waar patiënten dagelijks konden rusten in de buitenlucht en bijgebouwen als een watertoren, waterzuiveringsinstallatie, elektriciteitscentrale en een dodenhuisje. In de kelders waren installaties voor sterilisatie. Tussen 1909 en 1935 werden enkel geneesbare patiënten behandeld. Overledenen werden begraven op de begraafplaats van Alsemberg.
Dankzij de uitvinding van antibiotica werden sanatoria overbodig en werden ze omgevormd tot ziekenhuizen of verzorgingsinstellingen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het Brugmann-sanatorium dan ook omgevormd tot een medisch centrum voor zware luchtwegaantastingen. De watertoren en technische ruimten werden na 1950 afgebroken. De halfronde eetzaal aan de zuidzijde van het gebouw werd in 1961 ontworpen voor het Brusselse OCMW. Op hetzelfde ogenblik werd een 'salle de reunion', de huidige theaterzaal gebouwd net als de inrichting van sanitaire ruimtes met douches, baden, wasruimten en sanitair. In 1996 werd beslist de medische activiteiten over te brengen naar de Brusselse ziekenhuizen waarna het gebouw sinds 1998 in gebruik is als opvangcentrum voor asielzoekers, uitgebaat door het Rode Kruis.
Groot complex aan de zuidzijde van de Alsembergsesteenweg bestaande uit een sanatorium en hovenierswoning aansluitend bij de straat en ten zuiden ervan het vrijstaande 'huis van den bestuurder'. De gebouwen werden als één geheel ontworpen door architect Georges Vellut. Hij koos voor een verzorgde baksteenarchitectuur, met reminiscenties aan de cottagestijl in het houtwerk aan de dakranden, de erkers en balkons.
Het sanatorium op een langwerpige plattegrond, bestaat uit twee vleugels parallel met de straat. De gebouwen zijn opgetrokken uit roodgele baksteen op hardstenen plint, onder rode pannen daken en voorzien van lijstgevels die door fijne, witgeschilderde houten schoorstukken onder de kroonlijsten zijn gemarkeerd.
Aan straatzijde ligt een korte vleugel waarin de administratie gevestigd was. Dit vormt de façade van het sanatorium vanop de straat. Het pand bestaat uit zeven traveeën en twee bouwlagen onder het rood pannen schilddak. De ingang is toegankelijk via hardstenen treden en gemarkeerd door een als topgevel uitgewerkt dakvenster met kunstig houtwerk versierd. Segmentbogige muuropeningen met hardstenen sluit- en hoekstenen, die op de verdieping als muurlijst doorgetrokken zijn.
Aan tuinzijde ligt het hart van het sanatorium, namelijk de langgerekte medische hoofdvleugel. De hoofdvleugel bestaat uit 25 traveeën van twee tot drie bouwlagen onder lang afgewolfd zadeldak met centraal vijf dakkapellen, en verder een reeks klimmende dakkapellen. Centraal, drie bouwlagen hoog risaliet van vijf traveeën, waartegen in 1961 de lage halfronde bakstenen reftervleugel is gebouwd. Twee toegangen leiden van hieruit met trappen naar de twee vleugels, die zich identiek en spiegelend uitbouwen aan beide zijden van de toegangspartij. Die vleugels, tegen de zuidelijke gevel, gericht op de tuin en de bossen op het domein, waren volledig ingenomen door de kamers van de patiënten, en op de begane grond over de volledige lengte voorzien van zonneterrassen naar de zuidelijk gelegen tuin en bossen. Aan beide uiteinden van elke vleugel was een ontmoetingsruimte met erker en groot terras voorzien, telkens gemarkeerd door een topgevel. De andere traveeën zijn sober en eenvormig ingedeeld, waarbij de segmentbogige vensters telkens per twee gekoppeld werden. Aan de noordelijke gevel van de lange hoofdvleugel lag de lange gang die alle kamers verbond, en waren twee uitbouwen voor douches en baden voorzien.
Aan beide zijden van de hoofdvleugel zijn lage kuurgalerijen onder rode pannen daken. Oorspronkelijk waren deze galerijen open, mogelijk houten structuren, nu gedicht met geel metselwerk met grote rechthoekige vensters.
Centraal in het hoofdgebouw, als scharnier tussen de administratieve vleugel en de medische vleugel, een "bâtiment du ménage" met onder meer de keukens. Eenvoudige bakstenen lijstgevel met segmentbogige vensteropeningen.
Ten zuiden van het sanatorium staat de directeurswoning, in dezelfde materialen en stijl als het hoofdgebouw. Het verfijnde houtwerk aan de dakranden, het balkon en de erkers verwijzen naar de cottagestijl. Vrijstaande woning op complexe plattegrond, twee + drie traveeën en twee bouwlagen onder een complex pannen dak. De noord- en oostgerichte geelrode bakstenen lijstgevels op hardstenen plint worden belijnd door een hardstenen muurlijst en de omlopende kroonlijst met schoorstukken. De gevels worden doorbroken door rechthoekige en segmentboogvormige vensters. In het dakvlak klimmende dakkapellen. De noordelijke gevel herbergt de inkompartij onder houten luifel terwijl de oostgerichte gevel bepaald wordt door een overluifeld houten terras met een balkon op de bovenverdieping. Op de hoek van beide gevels leidt een diensttrap met metalen leuning naar de kelderverdieping. De zuid- en westgevel zijn afgewerkt met gevelpannen. Het originele schrijnwerk bleef bewaard net als het sober ingerichte interieur met parketvloeren, plafondlijsten, binnenschrijnwerk, schouwmantels in neostijl en art-nouveaustijl.
Ten oosten van het sanatorium, aan straatzijde, staat de hovenierswoning met een bijgebouw. Woning van vier + drie traveeën en twee bouwlagen onder een overstekend afgewolfd pannen zadeldak. Rode bakstenen gevels op hardstenen plinten, afgelijnd door houten kroonlijsten op schoren. Het onderkelderde gebouw herbergt op de benedenverdieping een oranjerie, gekenmerkt door de grote rondbogige muuropeningen, en op de bovenverdieping wellicht de woning voor de hovenier, verlicht met segmentboogvensters.
De twee traveeën tellende westelijke puntgevel werd uitgewerkt als voorgevel voor de woning met rechthoekige vensters voorzien van hardstenen posten, negblokken en bovendorpels onder gestrekte ontlastingsbogen. Overluifelde voordeur. De zuidelijke lijstgevel en de oostelijke puntgevel worden op de benedenverdieping horizontaal belijnd met een band. De zuidgevel wordt geritmeerd door rondbogige oranjerievensters met authentiek schrijnwerk terwijl in de oostelijke puntgevel een brede rondboogdeur en gelijkaardige vensters werden voorzien, alle zijn voorzien van sluitblokken en gestrekte bogen. De segmentboogvormige muuropeningen op de bovenverdieping zijn gelijkaardig afgewerkt.
Ten oosten van de hovenierswoning een bijgebouw, wellicht bedoeld als wagenhuis en stallen of garage. Rode baksteenbouw van vijf traveeën en één bouwlaag onder een complex pannen afgewolfd dak. De middentravee loopt uit op een puntgevel en herbergt een segmentboogvormige koetspoort en in de geveltop een rondboogvormig zolderluik. De muuropeningen zijn segmentboogvormig, het originele schrijnwerk bleef bewaard. In de aanpalende tuin restanten van plantvakken en serres.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Sanatoriumstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sanatorium Brugmann [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/304547 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.