Neoclassicistisch burgerhuis ontworpen door Jules-Pascal Ledoux, volgens de bouwaanvraag van 1899.

Historiek

Het neoclassicistisch burgerhuis werd opgetrokken voor Léon Devigne, handelaar ('koffyhouder') uit Gent (Kortedagsteeg 25). De bouwaanvraag dateert van 8 november 1899 waardoor het pand wellicht in 1900 tot stand kwam. Architect Jules Ledoux en aannemer Adolphe Vercauter bouwden het rijhuis op delen van loten 29 en 30 van Verkavelingsserie I. Devigne kocht het perceel van 165,21 m² voor 3383,81 frank bij notaris Van Zantvoorde. Volgens de bouwaanvraag is de plattegrond deze van een klassiek enkelhuis met een laterale gang die toegang geeft tot het salon en de eetkamer. Achter de gang bevindt zich de keuken met schotelhuis en toilet. Tussen de eetplaats en keuken is een terras dat uitgeeft op de tuin. De voorgevel werd niet volledig uitgevoerd zoals ontworpen. Zo is de mansardeverdieping met dakvenster niet uitgevoerd en vervangen door een souterrainverdieping, vermoedelijk om de hoogte van de daklijst te doen aansluiten bij deze van de aanpalende panden. De deur en het venster van de bel-etageverdieping zijn origineel. Het overige schrijnwerk werd vernieuwd, maar met behoud van de oorspronkelijke opdelingen (met uitzondering van het kelderraam) volgens een foto uit 1978.

Beschrijving

Neoclassicistisch burgerhuis uit 1900 ontworpen door Jules Ledoux in 1899. Het rijhuis telt twee traveeën en drie en een halve bouwlaag (souterrain) onder een zadeldak (pannen, nok parallel aan de straat). De bepleisterde voorgevel wordt horizontaal geritmeerd door doorlopende lekdrempels en bepleisterde lijsten onder een houten kroonlijst met tandlijst op consoles met tussenin twee rechthoekige geprofileerde spiegels. De gevel is opgebouwd uit een deurtravee links en een bredere uitspringende rechtertravee met op de eerste verdieping een erker met bekronend balkon. De rechthoekige houten erker steunt op twee kleine gesculpteerde consoles en heeft een neoclassicistische afwerking met panelen, hoekpilasters en een geprofileerde kroonlijst met daarboven de decoratieve smeedijzeren. De souterrain is afgewerkt met een hardstenen plint met daarboven vlak pleisterwerk, doorbroken door een keldervenster en de hoge toegangsdeur. De houten vleugeldeur bestaat uit een paneeldeur, een deurvenster met decoratief smeedwerk en centraal een deurtrekker. Deze deur is gevat in een brede omlijsting onder een fries met schijfmotieven en een bovenlicht met reliëfglas. Naast de deur is een voetschraper bewaard. De bel-etageverdieping is afgewerkt met schijnvoegen en heeft één rechthoekige vensteropening met vlakke omlijsting en origineel schrijnwerk met zesdelige raamopdeling. De ramen op de twee bovenliggende verdiepingen hebben een rechthoekige geprofileerde omlijsting met borstweringen met schijfmotief. De deur en het venster van de bel-etageverdieping zijn origineel. Het overige schrijnwerk werd vernieuwd, maar met behoud van de oorspronkelijke opdelingen (met uitzondering van het kelderraam).