Appartementsgebouw in beaux-artsstijl gebouwd door de Naamlooze Maatschappij "Vooruitzicht", naar een ontwerp door de architect Jules Hofman uit 1914. Opdrachtgever van dit vastgoedproject, dat tot de allervroegste volwaardige appartementsgebouwen in Antwerpen behoort, was de Nederlandse 'maatschappijbestuurder' Jan Hendrik Hell (Rossum, 1871-Borgerhout, 1945). Deze had zich in 1903 vanuit Rotterdam te Antwerpen gevestigd, samen met zijn echtgenote Mathilda Wilhelmina Theodora Wilhelmi (°Duisburg, 1868) en hun zoon Gustaaf Wilhelm Hell (°Rotterdam, 1900), om te werken voor de firma Steinacher & Rueff. Hell had door de maatschappij in 1912 al een eerste meergezinswoning laten bouwen aan de Haantjeslei, en in 1913 een tweede meergezinswoning twee percelen hogerop in de Van Schoonbekestraat.
De bouw- en hypotheekmaatschappij "Vooruitzicht" werd opgericht in 1905, en is tot op vandaag als bouwbedrijf en vastgoedpromotor actief in Antwerpen. Veelal in opdracht van particulieren bouwde de maatschappij vóór de Eerste Wereldoorlog talrijke burgerhuizen in de nieuw aangelegde wijken van de stad zoals Zuid, Zurenborg en Jan Van Rijswijcklaan. Vanaf 1909 was Jules Hofman als hoofdarchitect van "Vooruitzicht" verantwoordelijk voor het ontwerp, wat de kwaliteit van de architectuur ten goede kwam. Hij bediende zich daarbij zowel van een sobere interpretatie van de art-nouveaustijl, als van een meer behoudend eclectisch of beaux-arts-idioom. Ook in de verdere bebouwing van de bouwblokken gevormd door Haantjeslei, Lemméstraat, Markgravelei, Robert Molsstraat en Van Schoonbekestraat, was “Vooruitzicht” met meerdere bouwprojecten vertegenwoordigd. Deze huizen behoren tot het latere werk van Hofman, die sinds midden jaren 1880 actief was. Omstreeks de eeuwwisseling leverde Hofman een belangrijke bijdrage aan de Antwerpse art nouveau, met opmerkelijke panden als "De Zonnebloem" aan de Cogels-Osylei.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning een souterrain en vier bouwlagen onder een plat dak. De lijstgevel gedateerd "ANNO 1914-15" boven het portaal, heeft een gevelbekleding in imitatie-natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Het gebruik van witte natuursteen beperkt zich vermoedelijk tot het lijstwerk en bewerkte geveldelen. Asymmetrisch van opzet, geritmeerd door geblokte penanten, legt de compositie de klemtoon op de brede zijtravee met drielichten. Deze wordt gemarkeerd door een over de eerste en tweede verdieping oplopende bow-window met guirlande en gebogen fronton, en bekroond door een korfboogloggia met balustrade. In de rechter travee tekent het trappenhuis zich af, boven het inkomportaal met gebogen fronton en siervaas; leien pseudo-mansarde met oeil-de-boeuf boven de houten kroonlijst. Verder rond- of korfbogige en rechthoekige muuropeningen, al of niet met afgeronde hoeken. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals de smeedijzeren souterraintralies.
Het gebouw omvat vier identieke appartementen op een U-vormige plattegrond, ontsloten door de gemeenschappelijke inkom- en traphal. Deze laatste is in de rechter travee aan straatzijde ingeplant. De appartementen bestaan uit een enfilade van salon, eetkamer en veranda in de voorbouw, de badkamer, wc, meidenkamer en keuken in de middenzone rond de lichtkoker, en twee slaapkamers achteraan. In het souterrain beschikken de flats over individuele kolen- en provisiekelders, en een gemeenschappelijke werk- en wasplaats.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1914#5641; vreemdelingendossiers 481#107210 en 1120#490.