Bescheiden flatgebouw in brutalistische stijl, voor eigen rekening gebouwd door ingenieur-architect Jan De Mol, naar een ontwerp uit 1969. Het programma omvat een garage op de begane grond, twee huurflats op de eerste en tweede verdieping, en een duplexflat met de eigen woning en het atelier van de ingenieur-architect, die de derde en de dakverdieping beslaat. De Mol ging onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog met zijn praktijk van start, en realiseerde samen met de architect Renaat Braem tussen 1955 en 1971 de sociale hoogbouwwijk Sint-Maartensdal in Leuven.
Opgetrokken met een structuur uit gewapend beton, is ook de gevel in zichtbeton uitgevoerd, gekenmerkt door een textuurcontrast tussen delen met een gebouchardeerd oppervlak (pui en zijpenanten), en delen met een vlakke of geribde bekisting (erkerpartij en kroonlijst). Deze laatste zijn vandaag wit geschilderd. Voor het schrijnwerk is tropisch hardhout gebruikt, met witte Glasal-panelen in de borstwering. Opengewerkte pui met garagepoort en inkomportaal met aluminium belbord en brievengleuven. Een overstekende erkerpartij met brede raamkaders en geribde borstweringen bepaalt de bovenbouw, afgewerkt door middel van een schuin overstekende kroonlijst.
Ontsloten door de zijdelings ingeplante, gemeenschappelijke inkom- en traphal met lift, beantwoorden de huurflats aan het destijds gangbare standaardtype. Bij de L-vormige woonkamer met zit- en eethoek, sluiten de inkomhal en de keuken met terras aan. Deze laatste is met de badkamer gegroepeerd tot een natte cel. De nachthal ontsluit de twee achter elkaar gelegen slaapkamers, waarvan de kleinste daglicht betrekt via de lichtschacht, en de grootste uitkijkt op de tuin. Het onderste niveau van de duplexflat heeft dezelfde plattegrond als de huurflats, maar onderscheidt zich in de woonkamer door een split-level en vide met schuine zoldering, en de open trap naar het duplexniveau. Dit laatste omvat het architectenkantoor, waarbij een daktuin aansluit.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 18#52493.