Burgerhuis in art-decostijl, in 1928 gebouwd in opdracht van Jan Meyer uit Merksem. De woning maakt deel uit van een vrij homogene rij interbellumpanden die ondanks hun afwisselende stijlen toch een ensemble vormen op de Bredabaan. De architect die instond voor het ontwerp is niet gekend.
Het burgerhuis behoort tot de vroegste bebouwing van de gronden tussen de Dokter Maurice Timmermanslaan en de Rustoordstraat, die pas in 1932 werden verkaveld, waarna ze in een korte tijdsspanne allemaal werden bebouwd. Het bouwblok was in het begin van de 20ste eeuw nog in handen van Amedie Pieter Marie de Caters – de Bosschaert, wonende in Berchem op de Kardinaal Mercierlei 14. Omstreeks 1928 kwamen de gronden in handen van Jan Adriaan Van Dyck – De Mann, die ze in 1932 verder in kavels liet verdelen en als bouwgrond verkocht.
De voortuin met vernieuwd toegangspad in op zijn kant gelegde gebakken straatstenen, heeft nog zijn oorspronkelijke afsluiting met metalen balustrade versierd met cirkel- en golfmotieven rustend op een met blauwe hardsteen beklede sokkel, en gedragen door markante getrapte pilasters met witte natuurstenen of simili bekroningen die aansluiten bij de bekroning van de pui.
Twee traveeën breed en drie bouwlagen hoog onder een plat dak, is de lijstgevel opgetrokken uit platvol gevoegd roodbruin baksteenmetselwerk in kruisverband, rustend op een blauwe hardstenen plint of simili, ook aangewend voor de dorpels, de toegangstreden en de dekstenen van het balkon.
De lijstgevel kent de voor het enkelhuis typerende asymmetrische compositie van een licht risaliterende en driehoekig beëindigde smalle toegangstravee (rechts) en een brede door drielichten geopende venstertravee (links), die op de begane grond en eerste verdieping uitgevoerd is als een weinig vooruitspringende halfronde erker, bekroond door een balkon met een verhoogd entablement als afsluiting. Gekenmerkt door openingen onder betonnen lateien, zijn de borstweringen in horizontale strekken gemetseld en versierd met getrapte bakstenen druipmotieven.
Horizontaal geleed door beschilderde betonnen banden, lateien en een fries, zijn de traveeën in de pui geritmeerd door getrapte bakstenen postamenten met simili bekroningen, samen met de lateien gevat in een doorlopende gevelband. Het verdiepte portaal heeft een opvallende ontlasting met driehoekige profilering. De gevel heeft bovenaan een sterk overkragende groen geschilderde bakgoot, gedragen door geprofileerde houders in dezelfde kleurstelling.
Het oorspronkelijke houten deur- en vensterschrijnwerk is volledig vervangen naar bestaand of historiserend model.
Van het interieur zijn geen archiefbescheiden voorhanden, maar uit de gevelordonnantie kan worden afgeleid dat de plattegrond de sedert de 19de eeuw in burgerhuizen toegepaste enkelhuisindeling volgt. Daarbij zijn traditioneel naast de zijdelings ingeplante trap en inkomhal, het salon, de eetkamer en, op de verdieping, de slaapkamers gesitueerd, met achter de inkomhal in de smallere achterbouw de keuken, het pomphuis, en een wc. Mogelijk was de woning opgedeeld in meerdere wooneenheden.
- Kadasterarchief Antwerpen, Kadastrale leggers Antwerpen, afdeling XL (Merksem), artikel 3821.
- Kadasterarchief Antwerpen, Mutatieschetsen Antwerpen, afdeling XL (Merksem), 1928/107.