Burgerhuis Sneeuwklokje (zie gevelsteen) in art-decostijl met elementen uit de cottagestijl, opgetrokken voor Lena Demets die woonde aan de Terlindenhofstraat 150 in Merksem. Het in 1932 goedgekeurde ontwerpplan is ondertekend door bouwkundige L. Verbaendert, die ook instond voor de ontwerpen van de burgerwoningen aan de Sint-Lutgardisstraat 40 en Sint-Bartholomeusstraat 11 in Merksem. De uitvoerende aannemers waren Jos Cools en August De Clevels (?). Het rijhuis behoort tot de uit één- en meergezinswoningen samengestelde zuidzijde van de Du Chastellei in een eclectisch-pittoreske, modernistische of art-decostijl, onderbroken door naoorlogse appartementsgebouwen. De voorbeelden in cottagestijl sluiten aan bij de oudste, vooroorlogse bebouwing aan de noordoostkant van de straat.

Oorspronkelijk was het woonhuis voorzien van een voortuin met afsluiting, behoudens een met treinbilzen afgeboord plantvak tegen de gevel vandaag volledig verhard. Twee ongelijke traveeën breed, kenmerkend voor het enkelhuis, omvat het burgerhuis in de rij twee bouwlagen onder een met pannen gedekt pseudomansardedak. De op een blauwe natuurstenen plint rustende lijstgevel, boven de erker uitlopend in een mijtervormige geveltop, is gemetseld in roodbruine baksteen in kruisverband met knipvoegen, en bijkomend afgewerkt met roodgekleurde baksteenranden. De borstwering van de erker is afwijkend uitgevoerd in rood baksteenmetselwerk in een haaks, staand verband, centraal gemetseld als een licht vooruitspringend getrapt druipmotief. Contrasterend zijn de gevelvlakken van de erker met inbegrip van de vensterposten, de boven(licht)omlijsting van de toegang, het reliëf en de latei van het bovenvenster in de smalle travee, de friezen, consoles, en de geveltop, uitgevoerd in geschilderde witte natuursteen, bepleisterd of gecementeerd. Blauwe natuursteen is behoudens voor de plint, toegepast voor de vensterdorpels en de toegangstreden, en volgens het bouwplan ook voor de kroonlijst van de erker.

De klemtoon ligt op de brede venstertravee met een driezijdige, twee bouwlagen hoge erker, symmetrisch opengewerkt door drielichten met smallere zijramen onder bovenlateien gevat in een doorlopende getrapte fries. De erker is bekroond door een balkon met bakstenen balustrade, opengewerkt met een geajoureerde band in blauwe natuursteen, en ontsloten door een balkondeur met twee flankerende vensters. De geveltop rust op opvallende uitgelengde en met loofwerk versierde consoles; de gevelpunt is versierd met een door baksteen omlijste cartouche. De smalle toegangstravee, op de begane grond licht risaliterend en op de verdieping uitgewerkt als een terugspringend gevelvlak, heeft een toegang met markante, brede geprofileerde omlijsting versierd met een zigzagmotief op gekrulde basis, boven de kroonlijst bekroond door een veelhoekig bovenlicht en aansluitende gevelsteen met de huisnaam. Op de verdieping bevindt zich een smalle vensteropening onder een brede en hoge latei, bekroond door een drievoudig belijnde fries met centraal een herhaald bolvormig ornament gedrapeerd met voluten, en ter hoogte van de zolder een eenvoudig rechthoekig mansardevenster. De brede kroonlijst is bekleed met kunststof, waaronder mogelijk nog het oorspronkelijke houten exemplaar bewaard is. . Bewaard zijn de verzorgde houten, halfronde toegangsdeur met gehamerd glas en metalen deurrooster opengewerkt met spiraal en zigzagmotieven in een lijnvormig rasterpatroon, en het bovenlicht met fraai gekleurd glas-in-loodpaneel. De kelderopening heeft nog zijn metalen diefijzer met C-krullen. Het oorspronkelijke vensterschrijnwerk, volgens het ontwerp uitgevoerd met kleine roedeverdeling en glas in lood in de bovenlichten, is volledig vervangen. De houten omlijsting en kroonlijst van het mansardevenster, zijn vernieuwd in kunststof.

Het oorspronkelijke bouwplan volgt de traditionele, vanaf de 19de eeuw gangbare enkelhuisindeling. Op de gelijkvloerse verdieping bevinden zich naast de inkomhal met trap en opbergkast onder het bordes, in enfilade twee woonkamers. In de achterbouw zijn naast de keuken en achterliggend washuis, een veranda onder daklicht en een overkoepeld terras gesitueerd. Op de eerste verdieping zijn omheen de trapzaal vier kamers geschikt, en tegen de achtergevel van de smallere achterbouw een badkamer met wc. Op de zolderverdieping bevinden zich nog eens drie kamers. Slechts de voorbouw is onderkelderd met een smalle kolenkelder onder de toegang en twee aansluitende opslagkelders onder de leefruimten.