Modernistisch appartementsgebouw, in 1937 als opbrengsteigendom opgetrokken voor de in Merksem gevestigde meubelmaker Jozef Bartholomeus De Schutter-Van Wezemael, die het verkocht aan schipper Benediktus Ludovicus De Keersmae(c)ker-Van Reeth. Het oorspronkelijke bouwplan is niet bewaard, waardoor de ontwerper niet gekend is. Mogelijk stond Jozef De Schutter zelf in voor de uitvoering.
Tussen de twee bouwlagen hoge, vooroorlogse gevels in baksteenpolychromie die de Minister Schollaertstraat afboorden, onderbroken door appartementsgebouwen in art deco of van na 1950, vormt het modernistische nummer 17-19 een stilistische uitzondering. Drie traveeën breed, omvat het appartementsgebouw evenveel bouwlagen onder een plat dak. Rustend op een geblokte blauwe hardstenen plint, heeft de lijstgevel een polychroom parement uit gele platte baksteen in staand verband met Dudokvoeg (dieperliggende lint- of schaduwvoegen in combinatie met platvolle stootvoegen), afgewisseld met bruine baksteen in de rollagen boven de vensteropeningen, de basis van de erker boven het portaal, en in de omlijsting van het centrale patrijspoortvenster. Blauwe hardsteen is ook aangewend voor de dorpels en waterlijsten, de deuromlijsting, en de dekstenen. De gevel is beëindigd met geglazuurde dekstenen. Horizontaal geleed door als doorlopende waterlijsten uitgewerkte vensterdorpels, kenmerkt de opstand zich door een regelmatig schema van gevelopeningen onder gestrekte rollagen. De centrale, hoger uitgewerkte en risaliterende toegangstravee, die de centrale gemeenschappelijke traphal huisvest, is geflankeerd door twee venstertraveeën met per bouwlaag en travee telkens één brede vensteropening. De nadruk ligt op de centrale travee. Boven de verdiepte toegang, voorzien van brede blauwe natuurstenen omlijsting die aansluit bij de plint, zijn de eerste en tweede verdieping gemarkeerd door een halfrond balkon met dubbele metalen buisleuning. Op de eerste verdieping is de gele bakstenen balkonvloer, die ook fungeert als toegangsluifel, omlijst met bruine baksteen; op de tweede verdieping is deze afgelijnd door de over beide traveeën doorlopende dorpellijst, en voorzien van een hoger opgetrokken gele bakstenen borstwering. De balkons zijn ontsloten door dubbele deurvleugels die uitgeven op de traphal. De travee is op de bovenverdieping beëindigd met een patrijspoortraam, centraal onderaan met blauwe hardstenen waterspuwer. Het hoge entablement van de gevel is versierd met een op regelmatige afstand gemetseld decoratief blokverband van telkens vier verticale strekken.
Het houten schrijnwerk is enkel behouden in de centrale toegangstravee. De verzorgde oorspronkelijke en thans geel geschilderde paneeldeur in de toegang heeft een centraal ovalen en met gehamerd glas ingevuld deurlicht, beveiligd door een metalen rooster met raster-, cirkel-, zigzag- en golfmotieven. De dubbele houten balkondeuren zijn vermoedelijk niet origineel.
De centrale traphal ontsluit per verdieping aan beide zijden telkens één appartement. Over de plattegrond van de appartementen zijn in de archieven slechts summiere gegevens voorhanden. Centraal tegen de achtergevel bevindt zich een gekoppelde achterbouw, volgens een bouwaanvraag uit 1937 de sanitaire ruimtes huisvestend, met achteraan een afzonderlijke wc.
- Kadasterarchief Antwerpen, Kadastrale leggers Antwerpen, afdeling XL (Merksem), artikel 3697, 5285.
- Kadasterarchief Antwerpen, Mutatieschetsen Antwerpen, afdeling XL (Merksem), 1907/21, 1937/118.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossier 103#7998.