erfgoedobject

Burgerhuis in art deco

bouwkundig element
ID
305052
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305052

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Burgerhuis in art deco
    Deze vaststelling is geldig sinds

Beschrijving

Burgerhuis in sobere art deco, gebouwd naar een ontwerp door architect Jef Huygh uit 1931. Opdrachtgever was beeldhouwer Georges Collard, die de woning wellicht als opbrengsteigendom liet optrekken. In 1924 ontwierp Huygh ook al Collards eigen woning met beeldhouwersatelier aan de Drakenhoflaan 42. In 1936 werd het gelijkvloerse niveau aangepast in opdracht van eigenaar A. Van Ham, wonend aan de Arthur Sterckstraat 58 in Berchem.

Samen met onder meer de beschermde architectenwoningen van Jef Huygh (nummer 176) en Flor van Reeth (nummer 178) maakt de woning deel uit van een voor de Boekenberglei beeldbepalende rij burgerhuizen. Uiteenlopend van karakter vertegenwoordigen zij de grote verscheidenheid aan art-decostijlen die tijdens het interbellum gangbaar waren.

Georges Collard (1881-1961), broer van dierenbeeldhouwer Charles Collard, was een realistisch beeldhouwer van onder meer borstbeelden, dieren en figuren. Hij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en aan het Koninklijk Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Voor zijn woning aan de Drakenhoflaan leverde Collard waarschijnlijk de bas-reliëfs van complex vervlochten wijnranken met druiventrossen.

Jef Huygh werd vanaf 1902 opgeleid aan de Antwerpse Academie, liep van 1905 tot 1910 stage bij Ernest Dieltiëns, en was vanaf 1912 tot aan zijn overlijden in 1946 als architect actief. Na de Eerste Wereldoorlog associeerde Huygh zich met zijn vroegere stagemeester en in 1920, na Ernest Dieltiëns dood, met diens zoon Maurice. In 1924 scheidden hun wegen, waarna Huygh vanuit zijn eigen woning, de 'Lianahalle' aan de Boekenberglei in Deurne, een bloeiende architectenpraktijk ontplooide. Al zeker sinds 1923 ontwierp Huygh woningen als zelfstandig architect. Huygh, een overtuigd katholiek, is vooral bekend om zijn impressieve en uitgezuiverde religieuze architectuur in de geest van de Pelgrimbeweging. Daarnaast echter, ontwierp hij in de jaren 1920 en 1930 tal van privéwoningen waarin invloeden van zowel de Amsterdamse School als van de Duitse Jugendstil of Wiener Secession samensmelten tot een eigenzinnige en expressieve art-decostijl die geleidelijk versoberde. Jef Huyghs zeer persoonlijke architectuur, met de Lianahalle als een van de vroegste en meest opmerkelijke voorbeelden, kenmerkt zich door een aandacht voor verhoudingen, kleur- en materiaalgebruik, ambachtelijke finesse, en een grote interesse in de ruimtelijkheid, inrichting en sfeer van een gebouw. Met haar ingehouden vormentaal en tot elementaire soberheid gereduceerde detaillering is de tweede woning voor Georges Collard reeds representatief voor Huyghs latere private architectuur.

De gedeeltelijk onderkelderde rijwoning telt drie bouwlagen onder een platte bedaking. Rustend op een blauwe hardstenen plint kreeg de sobere lijstgevel een pui in witte natuursteen en een bovenbouw in roodbruin baksteenparement in kruisverband, decoratief gecombineerd met rechtop gesteld halfsteens metselwerk in de kwartholle erkerflanken en boven de vensters. Op de bovenverdieping werd het metselwerk boven de vensters geprononceerd uitgevoerd. Behalve voor de pui is witte natuursteen aangewend voor de erkerborstwering, de vensterdorpels en de muurafdekkingen, en voor twee kleine bolbekroningen op de erkerhoeken.

Axiaal en volkomen symmetrisch van opzet weerspiegelt de gevelcompositie de functionele opdeling van het interieur: op de begane grond twee rondboogopeningen met gladde dagkanten, de linkse met een tweevleugelige garagepoort, de rechtse met een verhoogde en verdiepte toegangsdeur gevat tussen halfronde stijlen en smalle zijlichten; op de bel-etage een bijna gevelbrede pseudo-erker met een grote rechthoekige vensterpartij ter markering van de representatieve leefruimten; en op de bovenverdieping drie kleinere rechthoekige vensters ter verlichting van de voornaamste slaapkamer en bijhorende badkamer. Twee zware postamenten in baksteenmetselwerk trekken de compositie door tot boven de verkropte natuurstenen daklijst. Van de woning Caes verderop aan de Boekenberglei, een ontwerp van Jan Sels uit 1932, lijkt de vormgeving van de pui geïnspireerd door die van de woning Collard.

Van de bovenbouw is het oorspronkelijke houten schrijnwerk vernieuwd, met herneming van de oorspronkelijke raamverdelingen. Het houten schrijnwerk op de begane grond is ofwel gaaf bewaard, ofwel gaat het om geslaagde kopieën van de originele voordeur en garagepoorten met recuperatie van de symmetrisch uitgevoerde venstertralies, deels in roostervorm gesmeed. Vergelijkbaar roostervormig smeedwerk voorzag Huygh bij Collards woning aan de Drakenhoflaan, en bij onder meer de Lianahalle en de ensembles Boekenberglei 233-235 en Van Hovestraat 20-24.

De plattegrond van de woning beantwoordt aan de typologie van de bel-etage met zijn typische verticale scheiding van functies: secundaire ruimten op het gelijkvloers, representatieve vertrekken op de bel-etage, en private kwartieren op de bovenverdiepingen. Ongebruikelijk voor Huygh, maar aansluitend bij de functie als opbrengsteigendom, is de indeling uiterst eenvoudig en conventioneel. Volgens het bouwplan zijn op elke bouwlaag de ruimten georganiseerd rond de centraal en zijdelings ingeplante traphal. De begane grond wordt op de middenas in twee gelijke traveeën opgedeeld en biedt links ruimte aan een grote garage, een kleine inpandige koer met toilet en een betegeld terras uitgevend op de tuin. De rechtertravee omvat een inkomportaal, een hal met trappenhuis, en een terras, overdekt door een smalle aanbouw van drie bouwlagen. In 1936 werd het overdekte terras voorzien van een deur en vensters, en tot bergplaats omgevormd. Op de bel-etage neemt de woonkamer over de volledige perceelbreedte de straatzijde in. De eetplaats deelt met de trapzaal de tuinzijde. De keuken zit in de aanbouw. Drie slaapkamers, waarvan de grootste met en-suite badkamer, nemen de bovenverdieping in. Onder het inkomportaal en de traphal bevinden zich een provisieruimte en twee kolenkelders.

  • Architectuurarchief Vlaanderen, Inventaris archief Jozef Huygh (1885-1946).
  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers 329 # 7923 en 329 # 12870.
  • CUYPERS J. 1977: Jef Huygh, Antwerps architect (1885-1946), onuitgegeven eindverhandeling architectuur NHIBS, Antwerpen.
  • LAUREYS D. 2003: Huygh Jef, in: VAN LOO A. (red.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 358-359.
  • PIRON P. 1999: De Belgische beeldende kunstenaars uit de 19e en 20e eeuw, deel 1 A-K, Brussel, 226.

Auteurs: Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis in art deco [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305052 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.