Burgerhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl, gebouwd in 1935 naar een ontwerp van de Merksemse architect Hendrik Wittocx. De opdrachtgever was Désiré Leers-Van Damme die woonde aan de Steenhouwersvest in Antwerpen. De gevel is in de top gedateerd, en draagt de signatuur van de bouwmeester.
Actief als architect vanaf het midden van de jaren 1920 was Hendrik Adolf Wittocx zijn hele loopbaan gevestigd aan de Bredabaan in Merksem. Hij ontwierp zowel private als publieke gebouwen en bouwde in de Antwerpse rand een oeuvre uit van stadswoningen en landhuizen, met onder meer verschillende privéwoningen aan de Van Praetlei, de Du Chastellei, en de Dokter Maurice Timmermanslaan in Merksem. Hendrik Wittocx’ meest bekende publieke bouwwerk is het intussen gesloopte Zeemanshuis op de site van het voormalige Falconklooster in Antwerpen. In een oeuvre met overwegend realisaties in gematigd (baksteen)modernisme, of in een meer behoudende art deco of cottagestijl, vormt de woning Leers-Van Damme een stilistische anomalie.
Het burgerhuis behoort tot de oudste bebouwing aan de Boekenberglei. Opgetrokken in een historiserende bak- en zandsteenarchitectuur die tijdens het interbellum nog zelden werd toegepast, onderscheidt de woning zich in een gevelwand gedomineerd door tussenoorlogse cottagebebouwing.
Met een gevelbreedte van twee traveeën omvat de onderkelderde rijwoning twee bouwlagen onder een als leien pseudomansarde uitgewerkt schilddak met de nok haaks op de straat. Het schilddak zelf is met pannen gedekt. De (vals) verankerde trapgevel rust op een gebosseerde kwarthol geprofileerde plint in blauwe hardsteen, en heeft een polychroom gevelparement uit platvol gevoegd roodbruin baksteenmetselwerk met contrasterende toepassing van witte natuursteen voor onder meer speklagen, waterlijsten, kwartholle negblokken, middenstijlen, tussendorpels, lateien, wigvormige ontlastingsstukken, en dekstenen. Horizontaal geleed door speklagen en waterlijsten beantwoordt de opstand aan een onregelmatig schema van gevelopeningen, omvattend: een begane grond met drielichtkruiskozijn geflankeerd door een verhoogde rondboogdeur met diamantkopsluitsteen onder een bolkozijn als bovenlicht; een verdieping met twee kruiskozijnen; en een door druiplijsten gemarkeerde drieledige geveltop met zes treden en een bekronende overhoekse toppilaster met sfeer. Een drielicht met verlaagd middenvenster doorbreekt de eerste geleding van de geveltop.
Het houten vensterschrijnwerk met draairamen met kleine roedeverdeling en vaste bovenlichten met glas-in-loodvulling bleef intact bewaard, inclusief het groene vensterglas. Ook behouden zijn de geklampte houten inkomdeur met smeedijzeren spionnetje, klopper, en brievengleuf, de smeedijzeren voetschraper, en het diefijzer van de kelderopening.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, bestaand uit een voorbouw en een lagere aanbouw, en ontsloten door een zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens het bouwplan biedt de begane grond in de venstertravee ruimte aan een enfilade van een salon, eetkamer, en een woonkeuken-veranda die via een koer uitgeeft op de tuin. De woonkeuken, ondergebracht in een één bouwlaag hoge aanbouw, is perceelbreed uitgewerkt. In de toegangstravee liggen een diepe gang, een trappenhuis met bergkast, en, in een smalle aanbouw achter de woonkeuken, een bijkeuken met toilet. De verdieping omvat aan de straatzijde een slaapkamer, en aan de tuinzijde een logeerkamer en het trappenhuis met toilet. De mansardeverdieping wordt ingenomen door drie mansarden, en de kelder, die zich slechts uitstrekt onder de hal en het salon, door een provisieruimte en een kolenberging.
Van het oorspronkelijke interieur bleef in de salon de neorenaissanceschouw intact, en in de gang en traphal de beukenhouten trap, de paneeldeuren in hun geprofileerde omlijsting, en de vloer met terracotta H-plavuizen en hielplinten.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossier 329 # 11678.