Teksten van Art-decoburgerhuis

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/305065

Art-decoburgerhuis ()

Burgerhuis in sobere art deco, gebouwd naar een ontwerp door architect Jef Huygh uit 1935. De woning werd opgericht voor Petrus Leysen-Scheyltjens door de Antwerpse bouwpromotor S.A. Entreprises Immobilières Financières et Commerciales. In 1960 liet eigenaar Ch. Ducheyne het gelijkvloerse niveau vergroten naar een ontwerp door architecten Vincent Cols en Jules De Roeck.

De woning sluit aan bij een voor de Boekenberglei beeldbepalende rij burgerhuizen met onder meer de beschermde architectenwoningen van Jef Huygh (nummer 176) en Flor van Reeth (nummer 178). Uiteenlopend van karakter vertegenwoordigen deze huizen de grote verscheidenheid aan art-decostijlen die tijdens het interbellum gangbaar waren.

Jef Huygh werd vanaf 1902 opgeleid aan de Antwerpse Academie, liep van 1905 tot 1910 stage bij Ernest Dieltiëns, en was vanaf 1912 tot aan zijn overlijden in 1946 als architect actief. Na de Eerste Wereldoorlog associeerde Huygh zich met zijn vroegere stagemeester en in 1920, na Ernest Dieltiëns dood, met diens zoon Maurice. In 1924 scheidden hun wegen, waarna Huygh vanuit zijn eigen woning, de 'Lianahalle' aan de Boekenberglei in Deurne, een bloeiende architectenpraktijk ontplooide. Al zeker sinds 1923 ontwierp Huygh woningen als zelfstandig architect. Huygh, een overtuigd katholiek, is vooral bekend om zijn impressieve en uitgezuiverde religieuze architectuur in de geest van de Pelgrimbeweging. Daarnaast echter, ontwierp hij in de jaren 1920 en 1930 tal van privéwoningen waarin invloeden van zowel de Amsterdamse School als van de Duitse Jugendstil of Wiener Secession samensmelten tot een eigenzinnige en expressieve art-decostijl die geleidelijk versoberde. Jef Huyghs zeer persoonlijke architectuur, met de Lianahalle als een van de vroegste en meest opmerkelijke voorbeelden, kenmerkt zich door een aandacht voor verhoudingen, kleur- en materiaalgebruik, ambachtelijke finesse, en een grote interesse in de ruimtelijkheid, inrichting en sfeer van een gebouw. Met haar ingehouden vormentaal en tot elementaire soberheid gereduceerde detaillering is de woning Leysen representatief voor Huyghs latere private architectuur.

De onderkelderde rijwoning telt vier bouwlagen onder een mank zadeldak (pannen) met de nok evenwijdig aan de straat. Rustend op een hoge blauwe hardstenen plint kreeg de sobere lijstgevel tot op halve hoogte een bekleding in witte natuursteen, en vanaf de tweede verdieping een bruin baksteenparement gemetseld in staand verband, decoratief gecombineerd met een verdiept veld van rechtopgesteld halfsteens metselwerk tussen de twee vensterpartijen. Behalve als gevelbekleding, is witte natuursteen ook aangewend voor de halfronde deurstijl, en voor de halfronde vensterdorpels en waterlijst. De gestileerde honingbij of de daarvan afgeleide lange schildvorm of (geknikte) ellips, een vaak terugkerend decoratief accent eigen aan Huyghs persoonlijke signatuur, zien we in dit ontwerp uitgewerkt als kleine ellipsvormige zijlichten in een zesledige omlijsting met zes radiale voegen. De eenvoudige zwartgelakte houten zuiltjes die de vensters van de bovenverdieping aflijnen en de kroonlijst schoren, zijn een variatie op een ander vaak door Huygh toegepast ornament: het gedrongen dikbuikige zuiltje met Ionisch kapiteel, destijds in architectuurmiddens ook wel 'Jefke' genoemd.

De gevelcompositie, axiaal van opzet, legt de klemtoon op de eerste verdieping. Deze wordt benadrukt door een perfect symmetrische halfronde erker met vijf ramen en een verscholen balkon, toegankelijk via een dubbel balkonraam met bovenlicht en vaste zijramen. Beschut door de erker en geflankeerd door kleine ellipsvormige lichten, bevinden zich op de begane grond een rechthoekig venster en verhoogde en verdiepte toegangsdeur met smalle zijramen. Twee kleine gekoppelde vensters onder een eenvoudige trapezoïde houten kroonlijst met vlakke bodembeplanking beëindigen de gevel.

Het blank verniste eikenhouten vensterschrijnwerk met kleine roedeverdeling is na 2009 vervangen door witte kunststoframen, zonder herneming van de oorspronkelijke raamprofielen en -verdelingen. De voordeur met waaierend siersmeedwerk, gehamerd vensterglas, en koperen brievengleuf bleef wel bewaard. Ook behouden zijn de liervormig gesmede venstertralies van de zijlichten, en de eenvoudige kwartronde stalen voetschraper tussen plint en deurtrede.

De oorspronkelijke woningplattegrond laat zich slechts gedeeltelijk reconstrueren. Het originele bouwdossier werd niet meer teruggevonden, en een bouwtekening uit 1960 toont enkel de indeling van de begane grond. Typerend voor Huygh wijkt de plattegrond af van de klassieke enkelhuisindeling die kenmerkend was voor de 19de-eeuwse stadswoning en tot ver in de 20ste eeuw doorleefde. Aan de straatzijde wordt de begane grond op de middenas opgedeeld in twee gelijke traveeën: links de keuken, rechts een hal geflankeerd door een gastentoilet en vestiaire. Hal en keuken komen achteraan uit onder klein halfrond oksaal of balkon dat toegankelijk is via twee gespiegelde wenteltrappen tegen de scheimuren. De achterste woninghelft wordt ingenomen door een bijna vijf meter hoge woonkamer met vide, uitgevend op een ondiepe en volledig beglaasde veranda. De woonkamer wordt bijkomend verlicht door hexa- en octogonale bovenvensters, geplaatst in een trapezoïde uitbouw die opklimt tot de tweede verdieping en met een balkon wordt bekroond. In 1960 werd de veranda afgebroken en vervangen door een grotere wintertuin-eetplaats met platte bedaking. De eerste verdieping omvat de overloop met balkon, uitziend op de woonkamer, en een zitkamer-eetplaats die de volledige straatzijde inneemt. Op basis van andere ontwerpen van Huygh mag vooraan op de tweede verdieping de voornaamste slaapkamer verondersteld worden.

  • Architectuurarchief Vlaanderen, Inventaris archief Jozef Huygh (1885-1946).
  • Kadasterarchief Antwerpen, Leggers Deurne, Afdeling VI, Sectie B, artikels 1938 en 3243.
  • Kadasterarchief Antwerpen, Mutatieschetsen Deurne, Afdeling VI, Sectie B, 1935/95.
  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 627#20122.
  • CUYPERS J. 1977: Jef Huygh, Antwerps architect (1885-1946), onuitgegeven eindverhandeling architectuur NHIBS, Antwerpen.
  • LAUREYS D. 2003: Huygh Jef, in: VAN LOO A. (red.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen, 358-359.

Auteurs:  Bisschops, Tim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Bisschops T. 2018: Art-decoburgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/280809 (geraadpleegd op ).


Enkelhuizen in art deco (170 en 186) ()

De nummers 170 en 186 zijn twee enkelhuizen in art deco naar ontwerp van Jef Huygh, nummer 186 met bouwaanvraag van 1935; de dakverdieping van nummer 170 verwijst naar zijn vroegere werk. Gevelparement van natuursteen gecombineerd met baksteen (nummer 186); kenmerkende erkers en balkons, sculpturale accenten (nummer 170) en smeedwerk. Indeling van nummer 186 met keuken aan straatkant, verschillende ruime "familiekamers", centrale traphal.

  • Gemeente-archief Deurne, Bouwaanvragen, dossier 1974.

Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Art-decoburgerhuis [online], https://id.erfgoed.net/teksten/196302 (geraadpleegd op ).