Voormalige onderwijzerswoning uit 1878-1879, gemeenschappelijk met de achtergelegen jongensgemeenteschool en het aangelegen oude gemeentehuis van Deurne ontworpen door provinciaal bouwmeester Eugène Gife, die zijn hele carrière lang tal van gelijkaardige al dan niet met een onderwijzerswoning gecombineerde schoolgebouwen ontwierp volgens een algemeen herkenbare, functionele en sobere typologie. De uitvoering van het uit 1877 daterende ontwerp, werd op 12 februari 1878 aanbesteed aan de Deurnese metser Constant Mariën.
Door de nieuwe schoolwet uit 1842 moesten de gemeenten zelf instaan voor minstens één behoorlijk gehuisveste lagere school met kosteloos onderricht voor kinderen van personen die door het armenbestuur werden ondersteund en van werklieden die enkel een dagloon hadden, en werden ze verplicht de onderwijzer van een behoorlijke woning en een minimumloon te voorzien. Aanvankelijk voorzag de net in 1836 verzelfstandigde gemeente Deurne een schoollokaal in het eerste gemeentehuis, een bestaand eigendom aan de Coeveltstraat aangekocht in 1843, dat reeds in 1857 nood had aan uitbreiding.
Het nieuwe gemeentehuis en schoolgebouw met onderwijzerswoning werden ingeplant op de hoek van de Hertstraat en het Cogelsplein, niet ver van de oude locatie. Op het diepe en smalle perceel kregen het hoger en rijker uitgewerkte gemeentehuis en de aanpalende onderwijzerswoning een voorgevel aan het Cogelsplein, waarbij de schoolvleugel achter deze gebouwen in de Hertstraat werd geplaatst, inpandig geflankeerd door een open speelkoer met afzonderlijke straattoegang en een lange smalle overdekte gaanderij met sanitaire voorzieningen. De eenvoudige onderwijzerswoning kreeg een traditionele enkelhuisindeling met een hof geflankeerd door de achterbouw met keuken en latrine, en aansluitend twee bergplaatsen die in verbinding stonden met de speelkoer. Oorspronkelijk had deze hof een rechtstreekse poorttoegang langs de Hertstraat, reeds in 1894 geseponeerd door de aanbouw van een magazijn.
Door de sterke bevolkingstoename in Deurne sedert de 19de eeuw, is de geschiedenis van het gemeentehuis uit 1878-1879 er een van een aanhoudende nood aan uitbreidingsruimte, die aanvankelijk gezocht werd in de belendende schoolgebouwen, en uiteindelijk zou resulteren in de oprichting van het nieuwe, huidige districtshuis, in gebruik genomen in 1964. Reeds van 1922 dateert het plan om de dienst bevolking intrek te laten nemen in de woning van de hoofdonderwijzer en de bergplaatsen in de hof te herbestemmen voor de conciërge, waarbij de onderwijzer een woonhuis toegewezen kreeg aan de Turnhoutsebaan 4. In 1923 zouden voor het gemeentehuis ook nieuwe kantoren opgetrokken zijn, hoewel het nieuwe volume achter het gemeentehuis slechts kadastraal ingetekend werd in 1938. De schoolvleugel zelf werd in 1927 naar een ontwerp van de gemeentearchitect Eduard Van Not verhoogd met twee klassen bovenop de bestaande verdieping, tot in 1937 ook de schoollokalen herbestemd werden en de klassen overgebracht zijn naar de Boshovestraat. Omstreeks 1943 werden verschillende nieuwe bijgebouwen opgetrokken langs de koer. Na de definitieve verhuis naar het nieuwe districtshuis in 1964, werd beslist de oude lokalen van zowel het gemeentehuis als de school en onderwijzerswoning te herbestemmen voor verhuur aan instellingen van openbaar nut of aan private rechtspersonen of andere verenigingen. Reeds vanaf 1964 nam het EWT (Experimenteel Werk Theater) zijn intrek in de gebouwen. In 1965 nog is de verdieping van de schoolvleugel aan de Hertstraat opnieuw uitgebreid met twee klassen, waarbij de verdieping vervolledigd werd. In 1970 werd het oude gemeentehuis tot op vandaag in gebruik genomen als vredegerecht, waarbij het EWT voornamelijk gehuisvest bleef in de voormalige schoolgebouwen.
In tegenstelling tot het oorspronkelijke ontwerp dat aansluitend bij het gemeentehuis ook voor de onderwijzerswoning een toepassing van speklagen in witte natuursteen voorzag, is de lijstgevel monochroom uitgevoerd in bruine baksteen, platvol gevoegd in kruisverband en verfraaid met baksteendecoraties. Drie traveeën breed, omvat het woonhuis evenveel bouwlagen onder een met mechanische pannen gedekt zadeldak, waarvan de nok evenwijdig aan de straat georiënteerd is. Blauwe hardsteen is aangewend voor de plint, de toegangstreden, de dekstenen en de geveltop, het deurkalf in de toegang, en de vensterdorpels, die op de eerste verdieping in een doorlopende waterlijst opgenomen zijn.
Naast de in de linkse travee gesitueerde verdiepte toegang, waarvan het oorspronkelijke kalf bewaard is en het bovenlicht thans gedicht is door een gevelbreed uithangbord, zijn de oorspronkelijke met baksteen omlijste rechthoekige vensters in functie van de nieuwe bestemming als theaterzaal aangepast tot een brede vensteropening. Daarbij zijn de oude, verzorgde bakstenen borstweringen verwijderd. De gaaf bewaarde verdieping heeft nog zijn drie oorspronkelijke, regelmatig geplaatste vensteropeningen onder stompe spitsbogen, decoratief omlijst met bakstenen banden die ter hoogte van de penanten verbonden zijn met een eenvoudige muizentandfries. Onder de dorpellijst zijn de borstweringen gekruist door een doorlopende bakstenen lijst met kruisvormige druipmotieven. Aan weerszijden van het standvenster is de gevel onder de houten, geprofileerde kroonlijst beëindigd met friezen van overhoeks gemetste bakstenen. Het oorspronkelijke, centrale en smalle standvenster in de zolderverdieping met kleine rechthoekige opening onder gestrekte boog, heeft schuin aflopende zijden en getrapte schouderstukken die de bakstenen en met een blauwe hardstenen pilaster bekroonde gevelpunt dragen.
Het oorspronkelijke deur- en vensterschrijnwerk op de begane grond is volledig vervangen; op de verdieping zijn de thans wit geschilderde houten ramen met bovenlicht behouden, in de vleugels verdeeld door een centrale roede.
De plannen uit 1877 tonen de typerende enkelhuisindeling, gangbaar vanaf de 19de eeuw tot in het interbellum. De smalle toegangstravee met inkomhal en aansluitend de trap, is op de begane grond en verdieping geflankeerd door twee kamers in enfilade, telkens voorzien van een schouw. De inkomhal gaf met een opening in de achtergevel rechtstreeks uit op de smalle achterbouw met keuken en latrine, en de achterliggende bergplaatsen die ook via de speelkoer ontsloten waren. Voor zover af te leiden uit de beschikbare archiefbronnen, zijn de structuur en indeling van de woning redelijk gaaf bewaard gebleven, met inbegrip van de oorspronkelijke bergplaatsen op de hof, vandaag door de verschillende uitbreidingen van het gemeentehuis gereduceerd tot smalle koer. Het is van de oude, achterliggende speelkoer gescheiden door een uit 1943 daterend sanitair volume.
Auteurs: Van Severen, Elke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Severen E. 2018: Onderwijzerswoning jongensgemeenteschool [online], https://id.erfgoed.net/teksten/281564 (geraadpleegd op ).
Voormalig gemeentehuis, onderwijzerswoning en lagere school, sedert 1964 en 1970 respectievelijk E.W.T.-Randstadtheater, balletschool en Vredegerecht.
Eerste gemeentehuis na scheiding van Borgerhout (1836), samen met gemeenteschool ondergebracht in verbouwde woning aan Coeveltstraat; niet meer toereikend voor de steeds toenemende bevolking; in 1877 aankoop van een grond in het "centrum", ten westen van de Hertstraat; gemeentehuis, school met vier klassen en onderwijzerswoning van 1878-80 naar ontwerp van Eugeen Gife. 1922: onderwijzerswoning ingenomen door dienst bevolking, hoofdonderwijzer overgeplaatst naar Turnhoutsebaan nummer 4. 1937: opheffing school en uitbreiding gemeentediensten; 1956-64: oprichting huidig gemeentehuis.
Voormalig gemeentehuis: neogotisch hoekhuis, dubbelhuisopstand, met drie traveeën, twee bouwlagen op hoog souterrain en zadeldak (leien, nok parallel aan de straat). Lijst-, midden- en zijpuntgevels van bak- en natuursteen met onder meer markerende speklagen. Geaccentueerd inkomrisaliet met witstenen balkon op zware consoles, geplaatst voor hoge spitsboognis met puntige bekroning en flankerende steunberen met pinakel; top met wapenschild en uurwerk; borstwering en spitsboogvenster alsook de omringende steekboogvensters met neogotisch maaswerk. Rechthoekige, dubbel omlijste deur met steektrap. Bewaarde neogotische trap- en zittingzaal.
Voormalige onderwijzerswoning: enkelhuis van drie traveeën, twee bouwlagen en zadeldak (mechanische pannen, nok parallel aan de straat) met dakkapel; bakstenen lijstgevel met steekbogige bovenvensters; aangepaste begane grond.
Voormalige lagere school: rechthoekige vleugel met verankerde, aan straatzijde beschilderde bakstenen lijstgevels met steekboogvensters in dito spaarveld; latere tweede bouwlaag, op zuidelijk deel van 1927 naar ontwerp van Eduard Van Not, op noordelijk deel van 1965.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 1992: Onderwijzerswoning jongensgemeenteschool [online], https://id.erfgoed.net/teksten/196308 (geraadpleegd op ).